Noem het een late ontdekking, lacht John Boyne (1971). Tien romans voor volwassenen en vijf voor ‘de jonge lezer’ had de Ier hiervoor geschreven, waaronder uiteraard De jongen in de gestreepte pyjama (2006), het ontroerende en succesvol verfilmde Holocaustverhaal dat hem een miljoenenpubliek bezorgde. Volgend jaar is het twintig jaar geleden dat hij zijn eerste boek publiceerde. En, beaamt hij: ‘Al die tijd hadden mijn personages de neiging geïsoleerd, eenzaam of om andere redenen bedroefd te zijn.’
Goedhartige types ook, meestal. Maar wat blijkt: ‘Het is veel leuker om over akelige mensen te schrijven! Hoe monsterlijker, hoe beter. Gewoon omdat je die zich kunt laten misdragen zoals je dat zelf nooit zou doen.’
‘Fun’ is toch een steeds terugkerend woord wanneer Boyne praat over Een ladder naar de hemel, zijn suspense-volle satire op de literaire wereld, en over Maurice Swift, de meesterlijke schurk die daarin de hoofdrol vervult. ‘Fun’, dat bijna klinkt als een zucht van verlichting, na De grote stilte (2014) en Wat het hart verwoest (2018), die hij zelf zijn ‘Ierland-romans’ noemt en die gingen over respectievelijk kindermisbruik binnen de Rooms-Katholieke Kerk en de moeizame weg naar homo-emancipatie in zijn geboorteland.