Telkens keert ze terug naar de kinderen, zowel die op de achterbank als die aan de grens. Haar sociaal-politieke activisme lijkt in Luiselli’s geval genetisch bepaald. Toen ze tien jaar was, verliet haar moeder het gezin om zich aan te sluiten bij een guerillabeweging in het zuiden van Mexico. Haar grootmoeder van moeders kant verdedigde de belangen van de inheemse bevolking.
Luiselli zelf groeide grotendeels buiten Mexico op. Haar vader was diplomaat en als kind woonde ze achtereenvolgens in Costa Rica, Zuid-Korea en Zuid-Afrika. Na een paar jaar kostschool in India ging ze op haar negentiende in Mexico studeren om, zoals ze het zelf uitdrukte, ‘Mexicaans te worden’. Hoewel ze in New York woont, voelt ze zich even Mexicaans als Amerikaans. Zo past ze ondanks alles in de traditie die zoveel goeie Amerikaanse schrijvers heeft voortgebracht: die van de buitenstaander die zich nergens echt thuis voelt.
Terug naar die auto nu, waar intussen een huwelijk afbrokkelt en de kinderen, gevoed door verhalen over heldhaftige Apaches en zielige vluchtelingenkinderen, hun eigen avontuur bedenken. Wanneer Luiselli halverwege wisselt van vertelstem en de jongen het woord geeft in plaats van de moeder, is dat een stijlbreuk die niet geheel overtuigt. Als de jongen en het meisje weglopen van huis laat ze hem denken: ‘Mam zou net zo met ons bezig zijn als met de verloren kinderen. De hele tijd, en met heel haar hart. En pap zou zich richten op het zoeken naar ónze echo’s, en niet naar al die andere echo’s die hij najaagde.’
Geen jongen van tien, hoe welbespraakt ook, zou zijn gedachten zo formuleren. Door het lot van haar eigen kinderen zo nadrukkelijk te verbinden met dat van die andere kinderen, daar aan de verkeerde kant van de grens, wil ze haar punt voor alle zekerheid nog eens maken. Soms is less more, Luiselli. Maar evengoed: sombreros fuera.*
*Petje af.