Tegelijkertijd is er ruimte voor nuance. Zo las Hitchens de brieven van moeder Teresa, die aan haar superieuren schreef dat ze geen stem hoort en geen aanwezigheid voelt, zelfs niet tijdens de mis. De kerkvaders weten dat vaardig om te buigen naar het argument dat in zulke gevallen wel vaker van stal wordt gehaald: hoe minder je gelooft, hoe sterker dat bewijst dat je eigenlijk welgelooft.
Zo wordt de lezer langs tal van interessante onderwerpen gevoerd: het verwijt dat je mensen op hun ziel trapt als je hun geloof ter discussie stelt (Dennett: ‘Er is gewoon geen beleefde manier om tegen iemand te zeggen: “Besef je dat je je hele leven hebt verspild?”’), over de verhouding tussen wetenschap en religie (Hitchens: ‘Ik ben recent op de korrel genomen door iemand die zei dat ik in atomen geloofde zonder dat ik bewijzen voor het bestaan daarvan had, omdat ik er nog nooit een had gezien’), over het waarheidsgehalte van de Bijbel (Harris: ‘Staat er één zin in die niet kan zijn uitgesproken door iemand voor wie een kruiwagen een hightechproduct zou zijn geweest?’) en over de muziek, literatuur en kunst die religie heeft voortgebracht (Dawkins: ‘Het is net zoiets als een roman lezen. Daar kun je je in verliezen; wat je leest kan je tot tranen toe emotioneren, maar niemand vindt dat je moet geloven dat een personage echt heeft bestaan, of dat het verdriet dat je voelt voortkomt uit iets wat echt gebeurd is’).
'Porn for the mind,' noemde een YouTube-kijker dit gesprek en dat is het. Je wordt geprikkeld, uitgedaagd en vermaakt. Of je nu wel of niet gelooft.