De bibliotheek is gehuisvest in hetzelfde pand als de Rabobank, het theater en een grand café. Anderhalf jaar geleden is de boel hier grondig verbouwd en sindsdien is het bezoek spectaculair toegenomen. Bezoekers komen niet meer even een boek lenen, ze blijven vaak een hele middag. Al is dat niet altijd uit vrije wil. De moeder van een meisje met spierwitte vlechtjes heeft al een paar keer gezegd dat het tijd is om naar huis te gaan, maar haar dochter doet net of ze niks hoort.
‘Dit probleem heb ik altijd. Mama is totaal geen lezer, maar zij is hier niet weg te slaan.’ Een uur later zijn ze er nog.
Anno 2019 ga je naar de bieb om te leren programmeren, of een cursus 3d-printen te volgen. Vanmiddag zijn alle computers bezet, in een hoekje zit een groepje jongeren in kleermakerszit op de grond muziek te luisteren, twee meisjes met glittertruitjes zitten kauwgom smakkend een potje te dammen. Dat gebeurt niet in gewijde stilte. ‘Jij moet die pakken.’ ‘Neehee, jij bent.’
‘Niet vechten, hè!’ zegt de medewerker die even komt kijken. ‘Wat is het probleem?’ Ze legt uit dat slaan bij dammen moet.
Een paar kasten verderop staat een jongetje met pet zowaar tussen de boeken te kijken. Bibliothecaris Wil begroet hem enthousiast en vraagt of hij al verhuisd is. ‘Nee, nog niet, in april pas.’ Als zijn vader achter de stellingkast tevoorschijn komt, volgt een hartelijke omhelzing. Wil is ooit begonnen als vrijwilliger, maar nu bij elk kind in Veendam bekend als onvermoeibare voorlezer. Er zijn weken dat ze vijftig keer voorleest. In kinderdagverblijven, op scholen, in de voorleestent die in de zomervakantie in verschillende wijken wordt opgezet. ‘Iedereen kent Wil,' zegt Jolanda, 'er is inmiddels een hele generatie door haar voorgelezen.’