Overdreven fijnbesnaard of vrij van clichés kun je het proza in The Godfather niet noemen, dat blijkt waar. Gezichten worden om de haverklap ‘(donker)rood van woede’. Van één personage wordt haast dwangmatig vermeld dat diens gezicht ‘cupidovormig ’ is. En er komen enkele onbedoeld hilarische seksscènes voorbij, waarbij uitgebreid bij de problematische omvang van de geslachtsdelen van de bedpartners wordt stilgestaan, en rondom die van de vrouw in kwestie zelfs een compleet gynaecologisch subplotje is opgetrokken. Merkwaardig.
Maar vertelkundig vakwerk biedt de roman inderdaad ook volop. Er is uiteraard de suspense van de tien jaar omspannende plot vol verraad, geweld en wraak. De opkomst en dreigende ondergang van de Corleones, die in een bloedige strijd verwikkeld raken met de vier andere maffiafamilies in New York, terwijl de oude patriarch Don Vito, bijgestaan door adoptiezoon/consigliere Tom Hagen, wanhopig zijn macht probeert te behouden en over te dragen aan zoon Michael – heerlijk pageturnermateriaal is het.
Puzo’s taal is simpel en gespierd, maar ook bijzonder beeldend. Zijn dialogen zijn wonderen van overtuigend realisme. (Echte gangsters weigerden te geloven dat de schrijver hun milieu niet van binnenuit kende en gingen een paar van de kleurrijkste zinsneden uit zijn roman zelfs daadwerkelijk gebruiken.) En bovendien slaagt hij erin je sympathie te laten voelen voor zijn bikkelharde personages. Hij voert je mee in hun wereld van erecodes, gunsten, wederdiensten en afrekeningen, die zij rechtvaardiger achten dan de wetten van de bovenwereld. Tot je een volgende moord bijna net zo logisch en vanzelfsprekend gaat vinden als zij.
Kortom: een halve eeuw na dato had marionettenspeler Mario Puzo deze lezer nog steeds aan zijn touwtjes. Volgende titel op onze leeslijst: The Fortunate Pilgrim (1965). Puzo’s tweede, semiautobiografische roman, die hij tot zijn dood zijn persoonlijke favoriet bleef noemen. Kunnen we niet afslaan.