Wat mij verbaasde: William Booth (1829-1912), oprichter van het Leger des Heils, was eigenlijk een feminist!
'Ja. Vrouwen mochten van hem prediken, wat in die tijd nieuw was, en vrouwen konden in het Leger des Heils dezelfde rang krijgen als mannen. Hij zei zelfs: mijn beste officieren zijn vrouwen. We kunnen het ons nu niet meer voorstellen, maar het Leger des Heils was toen een heel egalitaire, progressieve, avant-gardistische club. Booth begon met het Leger des Heils in 1865. Al snel was zeventig procent van zijn officieren vrouw. Vrouwen mochten toen nog niet stemmen, niet studeren, er waren nog geen lyceums voor meisjes. Het werd vreemd gevonden dat Booth vrouwen zo veel verantwoordelijkheid gaf. In Engeland werden zijn vrouwelijke officieren met de nek aangekeken.'
Het tweede personage in Het vrouwenpaleis is Solène, een advocate met een burn-out die in het Palais de la Femme aan de slag gaat als vrijwilliger: als 'écrivain public' helpt ze vrouwen met het schrijven van brieven, variërend van een uitkeringsaanvraag tot liefdesbrieven. Daarbij valt op dat Solène daar niet echt aan begint ‘om goed te doen’, maar vooral als therapie voor zichzelf.
'Klopt. Ik wilde geen heilige van haar maken. Ze is niet Blanche Peyron, die al van jongs af aan wist dat ze anderen wilde helpen. Solène is heel anders. Aanvankelijk heeft ze helemaal geen zin om ernaartoe te gaan. Ze was altijd gericht op zichzelf en haar carrière. Ik vond het boeiend om te kijken op welk moment er een omslagpunt komt en wanneer Solène empathie begint te krijgen. De vrouwen die ze ontmoet, hebben van alles meegemaakt: besnijdenis, huiselijk geweld, verkrachting. Maar het is ook mooi om te zien hoe iedereen daar samenleeft. Er wonen 450 vrouwen van verschillende nationaliteiten, culturen en religies. Er worden meer dan veertig talen gesproken. Het is zeker geen paradijs: er zijn problemen, ruzies, spanningen. Maar ondanks alles is er ook een soort zusterschap. Dat vond ik mooi om te beschrijven.'
Het is een boek over goed doen en altruïsme. Leven we in egoïstische tijden?
'We leven in een individualistische tijd, dat staat buiten kijf. Het gaat om presteren en geld verdienen. Veel mensen krijgen een burn-out, ze hebben het gevoel dat ze geleefd worden. Solène ontdekt hoe heilzaam het kan zijn je nuttig te maken voor anderen. Maar het is onderzocht: hoe groter de stad waarin je leeft, hoe geringer de solidariteit. Extreme armoede wordt zelfs in een land als Frankrijk normaal gevonden. Mensen die bedelen op straat, niemand kijkt er meer van op in Parijs. In dit boek wilde ik laten zien dat er verschillende gradaties van engagement zijn. Je kunt, zoals Peyron, je hele leven in het teken van liefdadigheid stellen. Maar het kan ook een kleiner gebaar zijn: een boek, een kledingstuk weggeven. Alles telt. Zo bekeek Peyron het ook. Ze zei: mijn Palais gaat een miljoen kosten, maar elke cent telt. En de paar centen die een danseres van de Folies Bergère geeft, zijn even belangrijk als de grote giften van fabrieksdirecteuren.'