De oprichtster van het Parijse Palais de la Femme speelt een belangrijke rol in Laetitia Colombani's roman Het vrouwenpaleis. 'Ik ontdekte die plek bij toeval.'

Grote kans dat je een grote foto van haar in de etalage ziet als je in Frankrijk langs een plaatselijke boekhandel loopt. De Franse Laetitia Colombani schreef en regisseerde films en tv-series, voordat ze besloot een roman te gaan schrijven. Dat bleek een gouden greep. De vlecht (La tresse) ging in Frankrijk ruim een miljoen keer over de toonbank en werd inmiddels in 35 talen vertaald. In haar debuutroman vervlecht Colombani verhalen van dappere vrouwen op drie plekken in de wereld met elkaar: Smita, een onaanraakbare, zoals kastelozen in India worden genoemd, Giulia, erfgenaam van een pruikenatelier in Italië, en Sarah, succesvol advocaat in Canada. Ze deed dat in een glasheldere taal, met ritmische zinnen en een strakke afwisseling van de drie verhalen. Dat bleek goed voor een bestseller, maar niet voor de lof van Franse critici. ‘Gekamd feminisme,’ schreef de recensent van L'obs

En terwijl Colombani (1976) de verfilming van De vlecht voorbereidt, ligt haar tweede roman, Het vrouwenpaleis, in de winkel. Het is wederom een boek met een feministische insteek, ditmaal met twee lagen. We maken kennis met Blanche Peyron, de officier van het Leger des Heils die in 1926 het Palais de la Femme oprichtte, een opvangcentrum voor vrouwen in het hart van Parijs. Colombani snijdt van dit verhaal naar het heden, waarin een advocate met een burn-out in het Palais de la Femme als vrijwilliger aan de slag gaat.

Als scenarist en regisseur maakte u onder meer de speelfilms À la folie… pas du tout en Mes stars et moi. Waarom wilde u een roman schrijven? 
Colombani: 'Ik voelde me niet vrij om te schrijven wat ik wilde. In de filmwereld is de druk heel groot: zal dit verhaal wel leiden tot een film die geld oplevert? Zo wil ik niet denken. Ik wilde in alle vrijheid iets maken, vanuit een intrinsieke motivatie. Ik heb toen een sabbatical van een jaar genomen om De vlecht te schrijven.'

Laetitia Colombani

Uw boek begint met het verhaal van de Indiase Smita, een onaanraakbare. Zij heeft een beroep waarvoor, schrijft u, ‘geen woorden bestaan’: het opruimen van andermans uitwerpselen, dag in, dag uit, met blote handen. Hoe kwam u bij dat verhaal? 
'Op tv had ik daar een documentaire over gezien die me erg aangreep. Toen heb ik besloten me te verdiepen in de onaanraakbaren en hun beroepen. Zo kwam ik uit op het beroep van Smita’s man: hij vangt ratten, ook met zijn blote handen. In de BNF [Bibliothèque Nationale de France, red.] in Parijs heb ik me wekenlang opgesloten en alle documentaires gekeken die ik over het onderwerp kon vinden. En ik ben naar India geweest, natuurlijk. Ik heb Indiase vrienden, die me geholpen hebben. Zo heb ik materiaal verzameld om dit verhaal te kunnen schrijven. Ik houd daar erg van: eerst een soort journalistiek onderzoek doen, en daarna mijn verbeelding aan het werk zetten om er een geloofwaardig verhaal van te maken.'

Een miljoen verkochte exemplaren in Frankrijk, dat is buitengewoon zeldzaam. Hoe verklaart u zelf dat succes? 
'Ik heb het boek geschreven voor mezelf en voor een vriendin die op haar vijfendertigste kanker kreeg. Toen ik met mijn vriendin mee ging om een pruik te kopen, kreeg ik het idee voor De vlecht. Het derde verhaal gaat over Sarah, een Canadese advocate die alles heeft, maar dan te horen krijgt dat ze kanker heeft. Via het Siciliaanse pruikenatelier van Giulia worden de verhalen van Smita en Sarah met elkaar verbonden. Ik heb het boek aan mijn vriendin opgedragen en dacht: desnoods geef ik het uit in eigen beheer, op internet. Ik had nooit verwacht dat het zo’n breed publiek zou bereiken. Het is echt gekomen doordat vrouwen het boek aan elkaar cadeau begonnen te geven, of het elkaar aanraadden.'

Er zijn ook vrouwen die De vlecht meenemen tijdens feministische demonstraties. 
'Het boek verscheen natuurlijk in 2017. Eind 2017 begon #MeToo, maar ik was al in 2015 begonnen met het schrijven van De vlecht, dus ik zag dat helemaal niet aankomen. Maar het boek bleek goed aan te sluiten bij het nieuwe feministische geluid.'

'Ik schrijf mijn hoofdstukken een beetje als afleveringen van een serie'

Laetitia Colombani

U schrijft heel ritmisch: op zinsniveau, maar ook wat betreft de compositie van het boek als geheel. U wisselt de drie verhalen af in korte hoofdstukken die steeds eindigen met een cliffhanger. 
'In de periode dat ik aan De vlecht werkte, volgde ik een masterclass tv-series schrijven bij een Amerikaanse script doctor. Dat heeft me vast beïnvloed. Het leuke is dat tv-series geschreven zijn zoals feuilletonromans uit de negentiende eeuw. Dus die techniek komt bij de literatuur vandaan, maar ik denk dat tv-series ook weer hun invloed hebben op de literatuur van nu. Ik schrijf mijn hoofdstukken een beetje als afleveringen van een serie. Daarnaast heb ik inspiratie geput uit The Hours, de roman van Michael Cunningham en de gelijknamige film, maar ook uit Alejandro González Iñárritu's film Babel. In het prachtige scenario weeft Guillermo Arriaga ook verschillende verhalen door elkaar.'

Er is inmiddels al een jeugdversie van De vlecht verschenen. 
'Dat idee kreeg ik toen ik mijn eigen dochter van acht vertelde over Smita. In de jeugdversie heb ik alleen het Indiase verhaal gebruikt, want de andere twee zijn voor kinderen minder geschikt.'

Laten we het hebben over uw nieuwe boek, Het vrouwenpaleis. Daarin vertelt u het verhaal van Blanche Peyron (1867-1933), oprichtster van Palais de la Femme, in het elfde arrondissement van Parijs. Was dat nog niet eerder gedaan? 
'Helemaal niet! Blanche Peyron was totaal onbekend. Ik zag deze maand dat er eindelijk een Wikipediapagina voor haar gemaakt is. Die was er tot nu toe dus niet. Wel eentje over haar man, Albin, die haar hielp bij haar werk. Maar de echte drijvende kracht achter het Palais de la Femme was zij. Ik ontdekte die plek bij toeval, tijdens een wandeling in het elfde arrondissement. Het is een gigantisch gebouw met meer dan 700 kamers. Ik wist toen nog niets van Blanche Peyron. Haar verhaal intrigeerde me. Peyron was al jong bij het Leger des Heils gegaan, samen met een vriendin, en had toen haar verloving verbroken. Ze spraken af dat ze hun hele leven vrijgezel zouden blijven. En toen ontmoette ze Albin, die haar plannen in de war stuurde. Ik was benieuwd wat er precies gebeurd was, waarom ze haar belofte had verbroken. Daarover kon ik geen informatie vinden, dus daarbij had ik mijn verbeelding nodig. Ik wist wel dat Albin en Blanche een heel gelijkwaardig stel vormden, wat ik interessant vond, omdat dat toen heel vooruitstrevend was.'

'Het is onderzocht: hoe groter de stad waarin je leeft, hoe geringer de solidariteit'

Wat mij verbaasde: William Booth (1829-1912), oprichter van het Leger des Heils, was eigenlijk een feminist!
'Ja. Vrouwen mochten van hem prediken, wat in die tijd nieuw was, en vrouwen konden in het Leger des Heils dezelfde rang krijgen als mannen. Hij zei zelfs: mijn beste officieren zijn vrouwen. We kunnen het ons nu niet meer voorstellen, maar het Leger des Heils was toen een heel egalitaire, progressieve, avant-gardistische club. Booth begon met het Leger des Heils in 1865. Al snel was zeventig procent van zijn officieren vrouw. Vrouwen mochten toen nog niet stemmen, niet studeren, er waren nog geen lyceums voor meisjes. Het werd vreemd gevonden dat Booth vrouwen zo veel verantwoordelijkheid gaf. In Engeland werden zijn vrouwelijke officieren met de nek aangekeken.' 

Het tweede personage in Het vrouwenpaleis is Solène, een advocate met een burn-out die in het Palais de la Femme aan de slag gaat als vrijwilliger: als 'écrivain public' helpt ze vrouwen met het schrijven van brieven, variërend van een uitkeringsaanvraag tot liefdesbrieven. Daarbij valt op dat Solène daar niet echt aan begint ‘om goed te doen’, maar vooral als therapie voor zichzelf. 
'Klopt. Ik wilde geen heilige van haar maken. Ze is niet Blanche Peyron, die al van jongs af aan wist dat ze anderen wilde helpen. Solène is heel anders. Aanvankelijk heeft ze helemaal geen zin om ernaartoe te gaan. Ze was altijd gericht op zichzelf en haar carrière. Ik vond het boeiend om te kijken op welk moment er een omslagpunt komt en wanneer Solène empathie begint te krijgen. De vrouwen die ze ontmoet, hebben van alles meegemaakt: besnijdenis, huiselijk geweld, verkrachting. Maar het is ook mooi om te zien hoe iedereen daar samenleeft. Er wonen 450 vrouwen van verschillende nationaliteiten, culturen en religies. Er worden meer dan veertig talen gesproken. Het is zeker geen paradijs: er zijn problemen, ruzies, spanningen. Maar ondanks alles is er ook een soort zusterschap. Dat vond ik mooi om te beschrijven.'

Het is een boek over goed doen en altruïsme. Leven we in egoïstische tijden? 
'We leven in een individualistische tijd, dat staat buiten kijf. Het gaat om presteren en geld verdienen. Veel mensen krijgen een burn-out, ze hebben het gevoel dat ze geleefd worden. Solène ontdekt hoe heilzaam het kan zijn je nuttig te maken voor anderen. Maar het is onderzocht: hoe groter de stad waarin je leeft, hoe geringer de solidariteit. Extreme armoede wordt zelfs in een land als Frankrijk normaal gevonden. Mensen die bedelen op straat, niemand kijkt er meer van op in Parijs. In dit boek wilde ik laten zien dat er verschillende gradaties van engagement zijn. Je kunt, zoals Peyron, je hele leven in het teken van liefdadigheid stellen. Maar het kan ook een kleiner gebaar zijn: een boek, een kledingstuk weggeven. Alles telt. Zo bekeek Peyron het ook. Ze zei: mijn Palais gaat een miljoen kosten, maar elke cent telt. En de paar centen die een danseres van de Folies Bergère geeft, zijn even belangrijk als de grote giften van fabrieksdirecteuren.'

Titel
Het vrouwenpaleis

Uitgeverij
Ambo/Anthos

Auteur
Laetitia Colombani

Vertaling
Carolien Steenbergen