Een week na de verschijning van Kom hier dat ik u kus was dit tweede boek van Griet op de Beeck al een bestseller. Na een jaar waren er al meer dan 200.000 exemplaren verkocht en kreeg Op de Beeck dagelijks berichten van mensen die haar wilden vertellen wat ze van het boek vonden (interview Knack 27/07/15). De ik-persoon Mona bleek veel interne stof te doen opwaaien en het boek werd dan ook genomineerd voor de NS Publieksprijs 2015. Op de Beek vertelt het verhaal in drie delen. Het eerste deel begint met de negenjarige Mona. In het tweede deel is ze 24 en in het derde deel 35.
Griet op de Beeck krijgt het voor elkaar dat je soms naar haar bestseller 'Kom hier dat ik u kus' wilt schreeuwen. Het goedaardige Vlaamse taalgebruik zorgt voor een schrijnend contrast tussen wat in het boek wel en juist niet wordt gezegd.
Mona groeit op in een gezin waarin iedereen zijn eigen pijnen meedraagt en de volwassenen zich niet lijken te bekommeren om iets als “een veilige hechting” van de kinderen. Het zijn mensen die gelaten, of met gevoel voor drama (haar stiefmoeder) hun leven nemen zoals het is en hun verantwoordelijkheid niet nemen. Het goedaardige Vlaamse taalgebruik in de geweldige dialogen maakt het contrast tussen wat men elkaar zegt en wat men juist niet zegt nog schrijnender.
Tijdens een gesprek met de geheime ex-minnares en grote liefde van haar vader antwoordt deze op de vraag van Mona of het haar niet spijt dat zij en haar vader nooit samenkwamen: “We staan elke dag op, doen wat er van ons verwacht wordt, en gaan dan weer slapen, en dat noemen we leven. We saboteren onszelf zonder het te beseffen, omdat we nadoen wat ons ooit is voorgedaan, en dan denken we dat het zo moet gaan.
En ondertussen organiseren we de dingen zo, dat we geen tijd hebben om stil te staan bij dat wat we ten diepsten voelen. We vergeten wat we waard zijn en durven niet te geloven dat we het goeie wel degelijk verdienen. We vinden het makkelijker om te berusten bij ons leed, om onszelf te troosten na de pijn, dan te kiezen voor wat ons echt gelukkig zou maken.” Deze korte monoloog lijkt op bijna elk personage in het boek te slaan.
Op de Beeck krijgt het voor elkaar dat je soms naar het boek wilt schreeuwen: ‘Sla een arm om dat kind!’ Of: ‘Mona, ga weg bij die ouders, weg bij die man, laat je dit niet gebeuren.’ Er is ook een zeer onaangename seksscene waarbij je bij elke aanraking hoopt: doe nooit meer iets met deze Louis. Omdat hun latere relatie al lijkt samengevat in het hebberige liefdesspel van deze man. Louis is een schrijver. En een egoïstische. Dat lijkt misschien ietwat cliché, zo’n zelfzuchtige kunstenaar maar Op de Beeck beschrijft fraai hoe zo’n relatie blijft voortduren wanneer je niet hebt geleerd ruimte in te nemen en iets voor jezelf te verwachten.
En hoe makkelijk het dan voor de ander wordt om hier bijna nietsvermoedend misbruik van te maken. In de prille fase van hun liefde beschrijft Op de Beeck hoe Mona wacht op een telefoontje van hem. Als hij dan eindelijk belt, schrijft ze: “Als je aan mensen vraagt: wat is het fijnste gevoel dat er is, antwoorden de meesten: verliefdheid of klaarkomen, ik weet wel zeker: het is opluchting, vrezen, wachten en dan dat verlossende moment.”
Brommer op zee Boekenclub
De boekenclub van Brommer op zee behandelt iedere maand een nieuw boek. Een Nederlandse of Vlaamse auteur begeleidt de lezers door middel van opdrachten door zijn of haar roman heen. Deze maand: Kom ik hier dat ik u kus van Griet op de Beeck.
► naar de boekenclub