Joost Flint: ‘Ik dacht 1700 gram. Als je het echt wil weten leg ik hem op de weegschaal. (…) 1632 gram.’
In Rebellie in de jaren 80 doet oud-Bluf!-redacteur Joost Flint (Rolde, 1957) met bravoure verslag van radicale acties op het gebied van kraken, antimilitarisme en antiracisme. Zijn persoonlijke ontwikkeling beschrijft hij zonder bluf.
‘Het is organisch gegroeid en heeft drie secties. Het eerste deel bestaat uit dagboekaantekeningen, daarna komen verhalen uit andere bronnen, vooral Bluf!, en het laatste deel gaat over de spektakelblokkade tegen Shell in Amsterdam-Noord in 1989. Het is niet geschreven vanuit politieke motivatie, maar vanuit plezier in het verhaal zelf. Nu kan iedereen lezen hoe we die tijd beleefd hebben.’
‘Het was zwaar en alles ging in een hoog tempo. De ene week demonstreerde je op Soesterberg tijdens een militaire vliegshow en moest je vluchten voor boze bezoekers, een week later stond je in Dodewaard tegenover de me. Best moeilijk om weer thuis die ervaringen een plekje te geven en te ontstressen. Nu zou je daar misschien een methode voor ontwikkelen.’
‘Ja. Bij Extinction Rebellion doen ze dat volgens mij ook.’
‘Niemand had werk, iedereen had een uitkering maar we stonden er aardig professioneel in.’
Wat waren uw ‘werkvelden’?
‘Anti-kernenergie, kraken en antimilitarisme. Ik was niet echt van het kraken zelf maar vooral actief met de verdediging tijdens ontruimingen van grote panden zoals de Vondelstraat en de Groote Keyser. Bij de antimilitaristische actiegroep Onkruit was ik wel een organizer. Ik schreef veel, dat hoort ook bij organisatie. Mensen oproepen met pamfletten en affiches. Het gaat allemaal om taal. Hoe kun je met woorden iemand aanzetten iets te doen? Een woordenspel waar ik wel goed in was. Bij acties werden taken verdeeld. Wie makkelijk praatte deed interviews, als je van koken hield de catering en ik deed het schrijfwerk. Stereotype rollen probeerden we open te breken dus kregen vrouwen ook cursus om te leren met snijbranders bunkers binnen te gaan.’
‘Ja.’
U zat ook bij het opruiblad Bluf!
‘Best bijzonder dat we met zo’n klein blaadje zoveel reuring wisten te veroorzaken. De oplage bedroeg ongeveer tweeduizend en in zes jaar zijn er 313 nummers verschenen. Ik schreef en een bepaalde periode was ik medeverantwoordelijk voor de hele productie. Als bij een inbraak op het ministerie van Economische Zaken beleidsplannen over nieuwe kerncentrales werden gestolen kwamen die bij ons terecht en niet bij bijvoorbeeld de Volkskrant. Best merkwaardig, maar daardoor kreeg Bluf! publiciteit. De actiegroep had controle over wat er geschreven werd. Wij plaatsten het alleen.’
‘Dat kwam ook voor. De contacten waren nauw. Soms waren redacteuren bij de actie betrokken.’
‘Maandag vergaderen, dinsdag stukken maken, woensdagnacht lay-outen en stroken plakken tot een uurtje of vier ’s nachts en de volgende dag rapen. Dat was hard werken. Je vraagt je af wanneer je dan nog acties deed. In die periode ben ik ook overspannen geraakt. Op een gegeven moment hadden we met Onkruit geheime militaire documenten buitgemaakt bij een inbraak in een bunker. Die moesten in het diepste geheim uitgewerkt worden tot een boek. Zat je maandenlang ondergronds te werken. Daar heb ik wel veel last van gehad.’
Overspannen van het actievoeren?
‘Van de spanning die je niet kwijt kunt. Dat boek, Bunker in bunkerbuit, presenteerden we in een groot kraakpand. Bij die gelegenheid kwamen we voor het eerst bovengronds als betrokken bij die inbraak. Als een soort verdedigingslinie voor onszelf hadden we daar ook de voorzitter van Vrouwen voor Vrede en psp-Kamerlid Andrée van Es voor uitgenodigd. Tegelijkertijd hadden we al vluchtwegen uitgezocht voor het geval de politie zou binnenvallen om ons te arresteren. Dat had gekund want er stond maximaal 15 jaar gevangenisstraf op.’
‘Je deed het en koos er weloverwogen voor met het idee dat de soep hier in Nederland niet zo heet gegeten wordt. Op hetzelfde moment werden op andere plaatsen kopieën van die documenten geëxposeerd. Geen krant die daarover schreef. Ik denk dat alle hoofdredacteuren door de minister gebeld zijn om er niets over te schrijven, want staatsgeheim.’
‘Dat waren politieke afwegingen. Men wilde geen Duitse toestanden. Daar trad de overheid keihard op tegen linkse activisten, wat alleen maar meer verzet opriep en leidde tot onder meer raf-terrorisme. Justitie hier sprak ook nooit over terrorisme maar over gewelddadig politiek activisme. Het werd bewust rustig gespeeld zodat de mogelijkheid bleef om weer uit de radicalisering te komen om opnieuw te integreren in de samenleving.
Ik zat ook vast in die subcultuur en het was moeilijk daaruit te breken. Dat lukte pas toen ik meer ging schrijven en minder radicale acties voerde. Na Bluf! zijn we zes maanden bezig geweest met het organiseren van een grote openbare spektakelblokkade bij Shell in Amsterdam-Noord. Overzichtelijk, een paar uur per dag met een duidelijke zelfbegrenzing. Een poldermodel waarbij we de tegenstander de mogelijkheid gaven om níet op te treden. Dat was iets te hoopvol gedacht en niet besteed aan burgemeester Van Thijn, want die liet de blokkade door de me en politie te paard doorbreken. Hadden we een manier bedacht om uit het geweld van de jaren tachtig te breken, bleef de tegenpartij erin hangen.’
‘Daar wilde ik niets mee te maken hebben en langzaam raakte ik vervreemd van de subcultuur. Dat merkte ik ook tijdens discussies bij Bluf! over professionalisering en modernisering. Ik wilde met computers gaan werken, maar veel linkse mensen waren tegen computers en automatisering. Behoorlijk conservatieve wereldverbeteraars die de subcultuur wilden houden zoals die was. Ik dacht, om gevaarlijk te zijn moet je juist met één been in de samenleving staan. Terwijl ik steeds meer ging nuanceren begon men om mij heen over de anti-imperialistische strijd en werden abstracte theorieën ontwikkeld. Terwijl het bij kraken juist altijd om het dóen en de vrijheid ging, onderwierpen deze activisten zich aan zelfbedachte theorieën. Onvrije slaven van ideeën. Mensen verlangden haast naar onderwerping en verwachtten ook van dat anderen dat ze zich aan die ideeën hielden. Dan heb je een autoriteitsprobleem, en hetzelfde zie je nu bij de radicale islam. Abstracte ideeën over geloof die leiden tot autoritair gedrag.’
(lacht) ‘Fijn dat je zo blij voor me bent. Bij Bluf! ging ik me ook bezighouden met dingen als begroting en kwartaalrapportages. Bovendien vond ik dat geld ook leuk kon zijn terwijl dat in linksradicale kringen vies werd gevonden. Er waren een paar archieven waar men computers had en die probeerde ik met een pc bij Bluf! te laten communiceren. Geen hacken, maar conceptueel denken wat je er allemaal mee kon. In die periode ontstonden de eerste bulletinboards. Nerds die dat deden waren mijn eerste contacten buiten de actiewereld. In een bepaalde periode leefde ik overdag al in de jaren negentig en brak ik ’s avonds in bij een politiebureau net als in de jaren tachtig. Toen die actie mislukte was het klaar met de jaren tachtig. De ervaring met Bulletin Boards Systems bracht me bij De Digitale Stad, waar ik voor het eerst een betaalde baan had. Ook weer met veel schrijfwerk, maar nu handleidingen over hoe je dds kon gebruiken. Daarna werd het consultancy en advisering over wat organisaties allemaal wel niet met internet konden doen.’
‘De cultuur was ook heel anders toen. Wie nu iets meemaakt plaatst direct een selfie. Voor ons was op de foto gaan wel het laatste wat we wilden. Natuurlijk wilde je shinen, maar alleen voor die paar mensen waarmee je de actie deed.’
‘Jawel. Ik ben sowieso een angsthaas al zul je dat misschien niet denken als je mijn boek leest. Twintig jaar nadat ik actief was en ik weer gereïntegreerd was begon ik tijdens rustige periodes zoals vakanties nachtmerries te krijgen. Meestal over confrontaties met de me en stillen waarbij ik ingesloten raakte. Posttraumatische stress van het actievoeren.’
‘Nee, daar was ik ethisch niet geschikt voor.’
Joost Flint
Rebellie in de jaren 80