Het Toscane in Vissen voeren is een heel ander Toscane dan wij kennen. Waarom hebt u voor zo’n troosteloze locatie gekozen?
‘Ik ben opgegroeid in Forte dei Marmi, een toeristisch dorpje aan zee. Ik houd van de zee, maar voor Vissen voeren had ik een andere locatie nodig. Ik koos voor het Toscaanse binnenland, dat ik heel goed ken. Sommige delen van Toscane zijn prachtig, de klassieke ansichtkaarten met de heuvels, de olij_ omen en de wijngaarden. Maar andere delen zijn echt verschrikkelijk. Grauwe vlaktes met drukke wegen vol vrachtverkeer. Aan weerszijden zie je verlaten fabrieken en industrieterreinen vol megastores met meubels of bruidsjurken. Hier en daar zie je een klein groepje huizen met een kerk en een café. Ik weet hoe het voelt om op zo’n plek op te groeien. Je hebt het gevoel dat het echte leven zich ergens anders afspeelt en dat zorgt ervoor dat je soms vreemde keuzes maakt.’
Dit moet de eerste roman zijn waarin de hoofdpersoon een gepassioneerd hengelaar is.
‘Ik ben gek op vissen. Mijn vader nam me voor het eerst mee toen ik drie was en het was liefde op het eerste gezicht. De magie van die totaal andere wereld onder het wateroppervlak, en het proberen daar contact mee te maken. Als ik vis, voel ik me als een helderziende, een vis vangen is als praten met een geest. Als ik een grote karper vang, lijkt het alsof ik mijn oom Pino weer zie, die allang dood is. Het voelt als een brug tussen mij en die vreemde, andere dimensie onder water. En ook omdat oom Pino met z’n snorretje en z’n dronken ogen sowieso erg op een karper leek.’
Jonge Italiaanse schrijvers zijn de laatste jaren erg populair in Nederland. Is het in Italië cool om schrijver te zijn?
‘Ik heb het geluk dat ik in een klassieke arbeidersfamilie ben geboren. Mijn familie bestaat uit boeren, metselaars, fabrieksarbeiders en sommigen houden zich bezig met semilegale activiteiten. Ik ben dus opgegroeid met echte problemen en echte gesprekken aan tafel. Boeken schrijven is niet direct cool in die omgeving, en er bestaat ook geen bijzonder respect voor schrijvers. Als je over het echte leven wilt schrijven, moet je er doorheen zwemmen, met alle modder en stof die erbij hoort, en het steriele leven van de intellectueel zoveel mogelijk mijden.’
De tweede roman van Fabio Genovesi speelt zich af in het desolate Toscaanse binnenland. In 'Vissen voeren' geen glooiende heuvels met cipressenlaantjes, maar dorre, droge velden, stinkende sloten, met hier en daar een verloren boom en een bouwvallige schuur. En dan werkt hoofdpersoon Fiorenzo ook nog in een hengelsportzaak.
Vissen voeren is heel tragisch en heel komisch tegelijkertijd. Was het moeilijk een balans te vinden tussen die twee uitersten?
‘Nee, eigenlijk niet. Ik zie altijd de komische kant van een tragische of moeilijke situatie. Het leven is moeilijk en dan heb je twee opties: of depressief worden of stompzinnige dingen doen om het dragelijk te maken. Ik kies voor een derde optie: ik schrijf over het echte, moeilijke leven, maar ik probeer daar de humor van in te zien. Dat is typerend voor Toscaners. Wij maken grappen over pijnlijke ervaringen, wij lachen op de begrafenissen van onze dierbaren en we zijn alleen beleefd en galant tegen diegenen om wie we niet echt geven. Als schrijver vind ik het het leukst om de lezer te laten lachen om dingen waarvan je weet dat je er niet om zou moeten lachen. Dat is een verboden genoegen waar ik gek op ben.’