Hij begon aan zijn nieuwe roman, Mevrouw Osmond, ‘met de argeloosheid van een onverstandige toerist die gekleed in een licht jasje, stadsschoenen en een strooien hoed, en met niets stevigers dan een rotanwandelstok in zijn handen een klimtocht in de Alpen gaat maken’, schreef John Banville (1945) afgelopen oktober in The Guardian. ‘Pas naderhand, toen ik in de Inglenook Inn achter een verkwikkend glaasje glühwein zat, drong tot me door hoe verraderlijk de steile rotswanden waren die ik had beklommen, hoe diep de afgronden waar ik in had kunnen storten.’
Een tamelijk elegante manier om te zeggen dat hij het achteraf wat overmoedig van zichzelf vond om een vervolg te schrijven op The Portrait of a Lady (1881), al met al. En daarin stond de Ier uiteraard niet alleen.
Zo luidde de kop boven de bespreking in The New Yorker: ‘John Banville’s Mrs Osmond and the Impossibility of Imitating Henry James.’ Terwijl Jeffrey Eugenides in The New York Times meldde dat hij ‘vol ontzag en medelijden het hoofd boog’ toen hij hoorde dat de roman ‘in James’ stijl’ geschreven was. ‘De grote Banville, zo vreesde ik, had het onmogelijke geprobeerd.’
Klinkt logisch. James (1843-1916) geniet als stilist nog altijd een olympische status, en The Portrait wordt maar zelden genoemd zónder het voorvoegsel ‘meesterwerk’. Maar tegelijkertijd lijken weinig klassiekers zó te smeken om een vervolg als James’ portret van Isabel Archer, en werd geen schrijver zo geboren om die smeekbede te verhoren als John Banville bovendien.
Want, om met het eerste te beginnen: het open einde dat James zijn roman gaf, kún je opvatten als een daverende cliffhanger.