In 1992 vluchtte Saša Stanišić als veertienjarige samen met z’n ouders voor de Joegoslavische burgeroorlog uit Bosnië naar Duitsland. In zijn autobiografische roman Herkomst (Ambo|Anthos), in 2019 goed voor de prestigieuze Deutscher Buchpreis, verhaalt hij met smaak over zijn succesvolle inburgering als migrantenkind in Heidelberg en onderzoekt het door toedoen van de diaspora vervaagde familieverleden in de eenheidsstaat onder Tito, tot dit door etnische haat en geweld onmogelijk werd gemaakt.
Mede aan de hand van het levensverhaal van zijn dementerende geliefde oma worden begrippen als thuis en komaf zowel benadrukt als gerelativeerd; haar geboortedorp bestaat inmiddels niet meer. Stanišić vertelt graag, goed en veel, speelt met structuur en tijdsverloop, en biedt de lezer zelfs meerdere eindes aan.