Geschiedenis, natuur, wetenschap, politiek. Non-fictie beslaat nogal een breed terrein. Vijf gespecialiseerde recensenten doen een goede greep uit het aanbod en geven 5 boekentips binnen hun vakgebied.
Wie kent er nog Leopold van de Kun? En toch wonen en werken wij nu in zijn levenswerk. Van der Kun was de ‘topingenieur’ verantwoordelijk voor het verbeteren van de loop van de rivieren in de jaren rond 1860 (waardoor overstromingen daarna tot het verleden behoorden) én hij was de drijvende kracht achter de aanleg van tientallen spoorlijnen, dwars door ons waterrijke land. Reuzenarbeid werd er toen verricht, onder leiding van visionairs als Van der Kun.
Het boek met dezelfde titel van Willem van der Ham is een ode aan de mannen die Nederland omtoverden van een achterlijk stukje Europa tot een toonaangevende industriële natie. Reuzenarbeid is ook een ode aan de fotografen die al die immense werkzaamheden fraai vastlegden én natuurlijk aan de ‘polderjongens’, de talloze arbeiders die in weer en wind, onder primitieve omstandigheden, zand, klei en stenen versjouwden. Een ode aan de tijd waarin ons land door daadkracht werd gedreven.
Het was januari 2011. Planoloog Hans Lörzing dwaalde door de verlaten Haagse kantoorkolos waarin ooit het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) had gezeten. Het jaar daarvoor was tijdens de formatie van het kabinet-Rutte 1 besloten dat VROM niet langer nodig was. Het bedrijfsleven en lagere overheden konden zijn taken wel overnemen. Kort daarvoor was ook de Rijks Planologische Dienst roemloos ten onder gegaan. Alle sturing ‘van bovenaf’ was losgelaten. En zo is het nog steeds.
Een land waarover is nagedacht biedt een fraai overzicht van hoe politici, planologen en architecten ons land de afgelopen honderd jaar hebben vormgegeven. Nu worstelen we met een tekort van bijna een miljoen woningen. Lörzing hoop dat er weer ‘echte doordouwers’ op zullen opstaan zoals hij ze gloedvol beschrijft. Mensen als Pieter Bogaers, Floor Wibaut en Hans Alders, de geestelijk vader van de Vinexwijk. Een land waarover is nagedacht laat zien dat zij onontbeerlijk zijn.
In 1850 deed een druppel Rijnwater deed er zo’n zestien dagen over om van de grens de Zuiderzee te bereiken. Toen waren er nog brede rivieren die traag door oneindig laagland stroomden. Nu doet diezelfde druppel er negen uur over om in het IJsselmeer te belanden. We zijn kampioen water wegwerken geworden. Maar daar moet snel een einde aan komen. Want ook al zal er de komende eeuw genoeg regen blijven vallen, de regen komt steeds vaker in korte, forse hoosbuien, en dat water moeten we vasthouden.
De titel Nederland droogteland klinkt veel pessimistischer dan het boek in feite is. René Didde geeft een uitgebreid overzicht van de droogteproblematiek, die verrassend complex is, maar vervalt geen moment in gejeremieer. Hij beschrijft slimme aanpassingen – maar er is méér nodig. Een ‘nieuwe ruilverkaveling’ waarbij het water niet de mens gehoorzaamt, maar de mens het water.
De mens is een bijzonder dier. Hij kan zonder problemen heel dicht op elkaar wonen. ‘Vreemden’ schrikken hem niet af. Tegelijkertijd is hij in staat om rationeel, methodisch, de meest gruwelijke wreedheden te plannen en uit te voeren. De beroemde Amerikaanse evolutiebioloog Richard Wrangham gebruikt deze Goedheidsparadox om Homo Sapiens te doorgronden. Dankzij de taal zijn we zeer bedreven geraakt in het plannen van moord – en het waren de tirannieke mannetjes die het slachtoffer werden.
Zo hebben we in de loop van duizenden jaren de ‘agressieve’ genen uit onze genenpool weten te verwijderen. We ‘leerden’ minder agressief te zijn. Wrangham noemt dat proces autodomesticatie. Maar dat proces had bij ons (net als bij dieren die tot huisdieren worden) nog andere gevolgen. We werden kleiner, slanker, de seksuele dimorfie verdween, onze tanden werden kleiner en onze hersenen ook (de Neanderthaler had meer hersenen dan wij). Zo ontstond die vreedzame, wrede Homo sapiens. Een fascinerend boek.
Hij had maanden moeten wachten, maar in december 1763 was het zo ver: er arriveerden twee schepen uit Nederland, met soldaten. Eindelijk kon Wolphert van Hoogenheim, gouverneur van Berbice, in de tegenaanval tegen de in opstand gekomen slaven. Hij zou ‘onze trouw gezinde negros slaaven van de dwang en woede der rebellen redden, verlossen en teregt brengen.’ Berbice was een uithoek van het Nederlandse koloniale bezit. Een stel armoedige plantages in het huidige Guyana, rendabel te houden door de slaafgemaakten af te beulen. Daar sloeg in het voorjaar van 1763 de vlam in de pan. Van Hooghenheim kon zich op het nippertje redden.
Marjoleine Kars stuitte een paar jaar geleden in het Nationaal Archief bij toeval op een stapel papier over deze vergeten opstand. Ze schreef een fascinerende reconstructie. Met schurken, helden, maar vooral bloedvergieten, honger en ellende. En een trieste afloop. De opstandelingen werden opgejaagd, hun leiders vlogen elkaar naar de keel en de slaafgemaakten die het oerwoud in waren gevlucht keerden uitgehongerd terug. Om ‘beregt’ te worden.
Marcel Hulspas is recensent non-fictie voor De Volkrant, hoofdredacteur van het magazine van hogeschool Windesheim en auteur.