Geschiedenis, natuur, wetenschap, politiek. Non-fictie beslaat nogal een breed terrein. Vijf gespecialiseerde recensenten doen een goede greep uit het aanbod en geven 5 boekentips binnen hun vakgebied.
De Amerikaanse Nobelprijswinnaar natuurkunde (2004) Frank Wilczek nam zich voor om aan zijn nieuwgeboren kleinzoon Luke uit te leggen wat we weten over de materie en het universum. Dat de wereld groot is. Dat er heel veel tijd is. Dat alles uit maar een paar bouwstenen bestaat. Dat er maar een paar natuurwetten zijn. Maar in plaats van een uitlegboek als zovele is zijn elegante Fundamentals (onlangs ook in het Nederlands vertaald) eigenlijk veel meer een wijs en bedachtzaam boekje geworden over het wetenschappelijke leren en denken zelf.
Dat de mens kan ontdekken hoe de materie in elkaar steekt, is volgens hem absoluut geen toeval. We hebben letterlijk genoeg tijd om na te denken. Er zijn, rekent Wilczek uit, meer bewuste momenten in een mensenleven, dan mensenlevens in de levensduur van het hele heelal. De wetenschappelijke methode is een radicale manier van leren van ervaringen. En wat we leerden elders weer toe te passen, zelfs als we niet zeker weten of onze modellen van de werkelijkheid in het onderhavige geval nog wel opgaan. Precies het soort chutzpah waarmee New Yorker Wilczek ooit met onverschrokken doorrekenen aan de deeltjeswetten een van de belangrijkste theoretici van twintigste eeuw werd.
Wetenschappelijke biografieën verschijnen er te over, en geregeld zijn ze nog heel goed ook, zoals dit jaar die over de allereerste Nobelprijswinnaar chemie (1901) en dwarse rebel Jacobus van ’t Hoff (1852-1911) of over planetariumbouwer en nerd avant la lettre Eise Eisinga (1744-1828) in Franeker. Maar Margriet van der Heijdens Denken is verrukkelijk is van een buitencategorie. Het boek gaat over twee verweven levens, dat van de briljant-tragische Leidse natuurkundige Paul Ehrenfest (1880-1933) en van diens vaak onderbelichte Russische vrouw en collega-wetenschapper Tatiana Affenasjewa (1876-1964).
Van der Heijden, fysicus en wetenschapsjournalist, heeft het over hun natuurkunde. Over hun huisvriend Albert Einstein, die bij hen thuis een logeerbed en een viool heeft. Maar vooral delft ze diep uit de persoonlijke archieven een ingewikkeld wetenschappelijk huwelijk op. Vol frustraties over gemiste kansen, miskend talent, jaloezie, wetenschappelijke verwarring, wanhoop over ziekte en ongemak, allemaal in hartje Leiden anno begin vorige eeuw. Vol bevlogenheid ook over sociale kwesties in extreem turbulente tijden. Van der Heijden kreeg er een terechte nominatie voor de Libris Geschiedenisprijs voor.
Govert Schilling, als wetenschapsjournalist bekend van radio, televisie en de krant, heeft altijd een fijne neus gehad voor nieuws. Als hij in de jaren negentig een boek over planeten bij verre sterren, Tweeling Aarde, schrijft, worden ze kort daarop voor het eerst gezien. Zijn boek over zwaartekrachtsgolven, Rimpels in ruimte en tijd, staat al in de grondverf als zulke rimpelingen worden waargenomen. En dus was half-serieus de hoop dat tijdens het schrijven van zijn nieuwe boek De Olifant in het Universum, over donkere materie, hetzelfde zou gebeuren. Maar tot nog toe zwijgen de experimenten wereldwijd in alle talen.
Donkere materie, spul waarvan de astronomen wel de massieve aantrekking in draaiende sterrenstelsels zien maar geen enkel licht, lijkt onvindbaar. Over de vraag waarom, breken sterrenkundigen en natuurkundigen zich het hoofd en Schilling lijkt ze ondanks corona en reisbeperkingen allemaal gesproken te hebben. Immense installaties wachten in diepe mijnen op signalen, reuzenversnellers zoemen in Genève en Schilling neemt de lezer er mee naartoe alsof hij filmt. Maar bovenal laat hij zien hoe ook deze abstracte wetenschap uiteindelijk gewoon mensenwerk is, bevlogen en briljant, en geregeld hoopvol tegen beter weten in.
Wie de quantummechanica snapt, heeft er niets van begrepen, zei natuurkundige Richard Feynman ooit. De wereld van de atomen en nog kleinere deeltjes, is niet met onze alledaagse intuïtie te doorgronden. Hele volksstammen filosofen braken zich er het hoofd al over. In zijn nieuwe boek Helgoland probeert de Italiaanse fysicus en bestsellerauteur Carlo Rovelli de vreemde quantumban te breken. Ja, zegt hij, de quantumwereld kent andere regels dan onze alledaagse. Maar nee, dat is niet een diep probleem. Het is zoiets als dat we dagelijks de zon zien opkomen en ondergaan. Dat voelt alsof de zon beweegt. Maar we weten dat de aarde draait.
De quantumverwarring, laat Rovelli soepel zien, gaat terug op het jonge Duitse quantumgenie Werner Heisenberg die in 1925 op het boomloze Deense waddeneiland Helgoland schuilde voor hooikoorts en er nadacht over atoomspectra. Waarom zenden atomen bepaalde lichtkleuren uit en andere juist niet? Wat hij opschreef werd de quantummechanica. Basis van die extreem succesvolle theorie is dat alleen veranderingen er toe doen, niet de toestanden zelf. En zo wezensvreemd is een fundamentele natuurkunde die op relaties berust helemaal niet, benadrukt Rovelli. Relationaliteit is in de ecologie, de psychologie, de sociologie overal. En daar snappen we het probleemloos.
Oud-journalist en non-fictieveelschrijver Frank Westerman richtte voor zijn jongste boek De kosmische komedie de blik naar de hemel, ongeveer in de richting van de verdroogde middelvinger van Galileo Galilei die in Florence onder een glazen stolp wordt bewaard, met zegelring en al. En zoals in eigenlijk al zijn boeken, raakt hij gaandeweg gefascineerd door zijn onderwerp. In dit geval niet alleen door de sterren en planeten en manen, de kraters en kanalen, de nevels en melkwegstelsels, de quasars en de zwarte gaten die hij daarboven ziet, meekijkend met astronomen als Galilei en Hubble en ruimtevaarders als Gagarin en André Kuipers.
Veel meer nog raakt hij gefascineerd door de fascinatie zelf van de mens met het bovenaardse. Voor hemzelf begint die als in zijn jeugd in de buurt van zijn geboorteplaats Assen de grootste radiotelescoop ter wereld wordt gebouwd door een zekere professor Oort. Op het terrein van voormalig concentratiekamp in Westerbork, maar dat hoort gymnasiast Westerman pas veel later. Op een indringende manier wordt de reeks moderne schotelantennes op die gruwelijke plek bij hem een symbool van het menselijke wegkijken. Weg van het aardse tranendal turen we stoïcijns omhoog naar de sterren en ver daar voorbij. Een tragikomedie, hoog boven Dantes hel.
Martijn van Calmthout is wetenschapscommunicator, natuurkundige en schrijver.