We worden getrakteerd op smeuïge details. Van Mark Rutte die op vakantie in Oostenrijk op een camping bivakkeert en daar de hele dag aan de telefoon hangt met het politieke thuisfront. Tot het etentje van Baudet, Wilders en Hiddema waar de voorzichtige Geert Wilders angstig naast de proestende Hiddema zit.
Het boek begint met de totale onderschatting van de ramp. Een virusmonster dat vanuit China langzaam naar Nederland overwaait. Nederland en de toenmalige minister Bruno Bruins zijn volstrekt onvoorbereid op wat komen gaat, alhoewel de minister roept dat alles goed geregeld is.
Want chaos was er en al helemaal bij de aankoop van beschermingsmiddelen. Uitvoerig staan de auteurs stil bij Sywert van Lienden die met zijn sluwe mondkapjeshandel zijn zakken vult. Over zakken gesproken: minister Hoekstra van Financiën roept iets dat zijn voorgangers nog nooit gedaan hadden, namelijk dat de zakken van de overheid diep zijn om noodlijdende bedrijven overeind te houden. Het bedrijfsleven maakt er gretig gebruik van. Ondertussen smeken hoge ambtenaren hun eigen minister Hugo de Jonge toch vooral geen onuitvoerbare beloftes te doen op persconferenties: beloof nou niet te veel, want we kunnen het helemaal niet nakomen.
Kracht van het boek is dat het een inkijkje geeft in de andere politieke drama’s die gelijktijdig spelen: de onttakeling van het CDA (met zijn bizarre leiderschapsgevechten en de affaires rond Omtzigt), de oorlog binnen Forum voor Democratie en de almacht van premier Rutte binnen zijn eigen VVD. De linkse oppositiepartijen hebben weinig in te brengen en staan machteloos langs de kant. We leren de onderlinge verhoudingen tussen ministers en leden van het OMT kennen.
Zo was minister van Justitie Fredinand Grapperhaus (de CDA-minister die zijn schoonmoeder bij zijn bruiloft omhelsde en daarna als bromsnor aan geloofwaardigheid inboette) woedend op Ernst Kuipers, die als lid van het OMT op televisie verklaarde dat de avondklok eigenlijk een zinloze exercitie was geweest. Dat het CDA een vuile campagne tegen Mark Rutte wilde voeren, kwam in de aanloop naar de presentatie van dit boek al groot in het nieuws.
Hoewel de schrijvers het oordeel aan de lezer laten, is een ding duidelijk: de regering liep keer op keer achter de feiten aan. Hoewel premier Rutte zich soms realiseerde dat hij de belangrijkste beslissingen van zijn leven nam, begonnen echter steeds meer burgers en instanties aan de poten van geloofwaardigheid van het coronabeleid te zagen. Premier Rutte en Hugo de Jonge waren voortdurend te optimistisch en trapten in de val dat corona wel ‘over’ zou zijn. Niets bleek minder waar.
De conclusie die je zou kunnen trekken na lezen van dit boek: het coronaprobleem is door de regering aanvankelijk zwaar onderschat. De regering had geen strategie uitgedacht. Er was sprake van een zigzagbeleid. Daardoor moest het voortdurend zijn eigen miskleunen corrigeren.