Wat wordt dit jaar het grote Cannes-schandaal? De terugkeer van Lars von Trier, die zeven jaar na zijn dubieuze Hitleropmerking weer mee mag doen? De nieuwe film van Irréversible-maker Gaspar Noé? Een rare stunt van Nicolas Cage, die weer eens in een serieuze film speelt? Er is altijd wel iets. In die zin begon het festival in 1939 meteen goed, met een schandaal vanjewelste: een opening die werd verstoord door Hitler. (Wat misschien verklaart waarom de directie nog altijd niet dol is op foute Hitlergrappen.)
De geschiedenis begint in 1938, als journalist Philippe Erlanger de nog prille Biënnale van Venetië bezoekt en tot zijn afschuw merkt dat daar allemaal nazipropagandafilms worden bekroond. Er moet gauw een alternatief filmfestival komen, vindt hij, ook prestigieus en internationaal, maar dan volstrekt onafhankelijk. Franse cultuurminister Jean Zay is het roerend met hem eens. Met steun van de Britse en Amerikaanse filmindustrieën weet het duo in een half jaar financiers aan te trekken, films te selecteren en sterren te lokken. Als locatie wordt de chique badplaats Cannes verkozen (vooral omdat daar meer geld wordt geboden dan in concurrerende steden). Op 1 september, niet toevallig op de slotdag van de Biënnale, gaat het eerste Festival International du Film de Cannes van start. En dan, nog voor de eerste fles champagne is ontkurkt, valt Hitler Polen binnen. Er wordt welgeteld één film vertoond (The Hunchback of Notre Dame van William Dieterle) voor er wordt besloten om het hele circus maar af te blazen.
Pas in 1946 waagt de organisatie – minus Zay, die door het Vichy-regime is gefusilleerd – een nieuwe poging. Ditmaal is het festival een succes. Wel wordt er flink geklaagd over de vele technische mankementen. Waarmee deze eerste echte editie meteen een schandaaltje heeft.