Je leest dit artikel uit de VPRO Gids gratis op VPRO Cinema. Wil je meer lezen over oa documentaires, podcasts en boeken? Neem dan een digitaal abonnement.
De enige Nederlandse film die dit jaar geselecteerd werd voor de Tiger Award-competitie is Feast van Tim Leyendekker. Hierin kijkt de regisseur op geheel eigen wijze terug op de Groninger hiv-zaak. ‘Goed en kwaad is nooit zwart-wit.’
cadeautje
In november 2008 werden Peter M., Hans J. en Wim D. veroordeeld tot respectievelijk negen, vijf en anderhalf jaar gevangenisstraf, omdat zij hun slachtoffers bewust hadden besmet met seropositief bloed op seksfeestjes in Groningen. Deelnemers aan die feestjes werden gedrogeerd en vervolgens geïnjecteerd met hiv-besmet bloed. Achteraf konden ze zich vaak maar weinig herinneren. Een van hen werd de dag na zo’n feestje wakker, liggend op het strand in zijn zwembroek.
De feestjes begonnen eind 2005 en in juni 2006 meldde het eerste slachtoffer zich bij de politie. Daar zagen ze echter onvoldoende aanleiding tot vervolging. Pas toen andere slachtoffers zich begin 2007 begonnen te melden, werd er actie ondernomen en werd ‘de Groninger hiv-zaak’ groot, landelijk nieuws.
In Feast, de enige Nederlandse film die dit jaar op IFFR is geselecteerd voor de Tiger Award-competitie, kijkt regisseur Tim Leyendekker (1973) op geheel eigen wijze naar die Groninger hiv-zaak.
‘Toen ik daar destijds voor het eerst over las,’ zegt hij half december aan de telefoon, ‘greep me dat enorm aan. Ik vond het gruwelijk en diep slecht wat die mensen hadden gedaan. Monsters waren het. Toen ik er een paar dagen later weer een artikel over las, in de Volkskrant meen ik, werden de drie verdachten wat uitvoeriger beschreven. Bleek de een accountmanager bij Essent te zijn, de ander barman en nummer drie verpleegkundige. Het beeld dat ik van ze had veranderde meteen. Want monsters staan niet achter de bar en verplegen geen mensen. Met andere woorden: goed en kwaad is nooit zwart-wit. In diezelfde periode las ik toevallig ook Plato’s Symposium, dat gaat over hoe de mens goed kan zijn, en wat liefde, schoonheid en waarheid zijn. Ik vroeg me af wat er zou gebeuren als je zoiets als de Groninger hiv-zaak, die als iets afschuwelijks wordt gezien, zou verbinden met die zoektocht naar iets schoons en moois. Wat er dan zou gebeuren in de ruimte tussen goed en slecht.’
Bent u toen, in 2007, al begonnen aan de film?
Leyendekker: ‘Nee, maar ik wist gelijk dat ik er iets mee wilde gaan doen. Ik was van jongs af aan al fan van het theaterwerk van Gerardjan Rijnders en het leek me ideaal als hij de dialogen voor mijn film zou schrijven. Ik kende hem niet persoonlijk, maar kwam hem een keer tegen op Rotterdam Centraal en legde hem toen mijn idee voor. Nadat ik hem wat van mijn korte films had gestuurd, liet hij me weten dat hij er graag aan mee wilde werken. Dat was in 2012. Ik had er een vrij precies idee van hoe de film eruit zou moeten gaan zien, maar het duurde even voordat ik de fondsen ervan overtuigd had daarin mee te gaan.’
Bent u sinds 2012 nog anders gaan denken over de zaak?
‘Omdat het zo’n lang proces is geweest, ben ik er inderdaad steeds anders naar gaan kijken. Ik heb in die tijd veel research gedaan en heb met een van de daders gesproken. Maar ook iets als #MeToo had invloed. Toen ging ineens open wat lang gesloten was geweest. Dat is ook waar mijn film over gaat: zolang zaken zich in het donker afspelen, kunnen daders en slachtoffers denken dat het door de beugel kan wat ze doen. Pas wanneer er van buitenaf licht op wordt geschenen, zoals met de rechtszaak destijds, zie je wat er mis is.’
U benadert de zaak in de film van verschillende kanten. We zien of horen onder meer gesprekken met daders Hans en Peter, met een virusonderzoeker en met slachtoffer Max. Het is alleen lang niet altijd duidelijk of die gesprekken echt zijn of gespeeld. Zou u de film een documentaire noemen?
‘Nee, het is fictie. Al heeft de film ook zeker documentaire elementen. Maar ik positioneer het graag als fictie, omdat het mijn visie is op wat er gebeurd is.’
De onderzoeker in de film steekt de loftrompet over het fenomeen virussen. Zij noemt een virus zelfs een ‘gift’. Net als destijds in de homoscene hiv-besmettingen een ‘ghivt’ werden genoemd. Waarom moest zij in de film?
‘Ik heb meerdere verhalen gehoord over mensen van wie de relatie na de besmetting verbroken werd, maar die toch blij waren dat er nog iets van de ander was achtergebleven, dat ze nog iets van de ander met zich meedroegen. Dat is een heel bijzonder gegeven, wat ik vooraf ook met Gerardjan heb besproken. Laten we de zaak bekijken vanuit het idee dat seks, hoe heftig soms ook, voortkomt uit het verlangen om bij elkaar te zijn. En laten we dat eens leggen op wat er hier gebeurd is. Die onderzoeker zit in mijn film, omdat zij een virus niet alleen ziet als iets wat kwaad doet, maar ook als iets wat je dichter bij de ander kan brengen.’
Dat klinkt als de visie van Peter, de leider van het drietal. Is het ook de visie van Tim Leyendekker?
‘Nee, de visie van Tim is dat je op veel verschillende manieren naar de zaak kan kijken. Ik denk dat er in veel visies wel iets van waarheid zit. Er is namelijk niet zoiets als een onwrikbare waarheid. Daarom leg ik het ook op Plato’s Symposium. Daarin geven zeven mannen tijdens een bacchanaal hun definitie van het begrip eros, wat toen niet alleen voor seks stond, maar ook voor schoonheid en waarheid. Socrates komt als laatste aan het woord en prijst de definities van de andere sprekers eerst, maar zegt dat ze allemaal iets gemist hebben. Namelijk, dat streven naar waarheid het hoogste ideaal is, maar ook dat de waarheid nooit te vangen is. Vandaar zijn beroemde uitspraak: “Ik weet dat ik niets weet.” Juist door een extreme zaak als die in Groningen te gebruiken kan ik dat zichtbaar maken. Want ook een dader heeft zijn eigen waarheid. Zo zag Hans zichzelf bijvoorbeeld ook als slachtoffer, wat ik nooit verwacht had.’
Terwijl we in de film zien hoe Max, een van hun slachtoffers, zich juist schaamt en zich zelfs schuldig voelt. Daar doelden de gebroeders Anker, de advocaten van het drietal, destijds tijdens het proces al op toen ze zeiden dat de slachtoffers ‘geen padvinders op een tupperwareparty’ waren...
‘Ja, dat klopt. Ik vind dat heel complex. Ik heb getuigenverklaringen gelezen waaruit bleek dat sommige mannen teruggingen naar de feestjes, terwijl ze wisten dat daar vreemde dingen gebeurd waren. Dat is heel moeilijk te rijmen. Maar zoiets gebeurt ook bij huiselijk geweld. Ik vind die ambiguïteit interessant.’
Max zegt daarover in de film dat hij op die momenten niet geleid werd door zijn verstand, maar dat hij door genot, pijn, liefde en angst in alle richtingen werd meegesleurd.
‘We laten ons heel vaak leiden door andere dingen dan ons verstand. Zelfs als ons verstand ons zegt iets niet te doen, kan je lichaam je toch doen besluiten iets wel te doen.’
En ga je terug naar die feestjes...
‘Of – als je kijkt naar de daders – zet je nog een keer een spuit in de billen van een slachtoffer.’
In zo’n spuit zat bloed, besmet met het hiv-virus. We hebben het momenteel veel over virussen. Is dat een gelukkig of ongelukkig toeval voor uw film?
‘Vooropgesteld: het is natuurlijk verschrikkelijk wat er nu gebeurt. Maar als ik alleen kijk naar de film... Slechts een handjevol mensen heeft hem nu gezien, maar zo te horen is de actualiteit wel goed voor de film. Festivals zijn in ieder geval zeer geïnteresseerd. Het is eens een andere kijk op een virus. Tegelijkertijd kunnen door corona veel mensen de film voorlopig niet zien zoals ik het gewild had. Namelijk op een groot scherm. En dat vind ik echt balen.’