Een verlaten stationnetje in Nergenshuizen, China. Rails die achter de einder verdwijnen. Een man die, zijn fiets aan de hand, bedaard de twee sporen oversteekt, en weer verdwijnt. Winterkale bomen in tegenlicht, een vogel die hoog op een tak neerstrijkt, gezelschap krijgt van een andere vogel. Verder niets, of juist alles, afhankelijk van hoe je ernaar kijkt. Een nondescript terrein dat daar maar braakligt, een hond die snuffelend het beeld binnenwandelt. En, zonder weet van veel meer dan zijn gesnuffel, het beeld uit wandelt.
Een grotestadspanorama bij avond, bij nacht, de mensloze wildgroei van beton en staal. De lichtjes van de flatgebouwen die, als de toevalscombinaties op een reusachtige gokmachine, aan en uit gaan in een rusteloze, eindeloze cyclus, nooit twee keer hetzelfde.