De ene hoofdrolspeler wil het liefst terug naar zijn moederland Sudan. De ander hoopt nu, op z'n tachtigste, op een professionele carrière. In 'Tussenland ' troffen ze elkaar, conform de methode-Eugenie Jansen. Eerst op stage dus.
John Kon Kelei zit al ruim een jaar in het asielzoekerscentrum aan de geïndustrialiseerde rand van Gorinchem. De vraag is alleen: wáár zit John Kon Kelei? Zelf heeft hij Griendweg 4b opgegeven, maar op het formulier van beveiligingsdienst Pré-Ned staat 15c. De bewaker moppert. Dat ruilt onderling maar, dat geeft niets door aan de leiding.
Geen nood, Kelei vangt zijn bezoek op bij de hefboom. De negentienjarige Sudanees is een slungelachtige tiener met een rond, gaaf gezicht. Er hangt een grote tas over zijn schouder. Kelei leidt het bezoek snel naar nummer 4 (buiten vriest het, binnen is het 24 graden), naar de huiskamer die hij deelt met drie andere asielzoekers.
Aan de muur hangt een ansichtkaart waarop de Sudanese vlag een koffer siert. ' Welkom in Nederland', staat eronder geschreven. 'Gekregen van Vluchtelingenwerk ', zegt John Kon Kelei.
Uit de tas haalt hij een videocamera te voorschijn, die op een tafeltje wordt geïnstalleerd. Het bezoek moet een beetje aanschuiven, zodat we allebei door het oog van de camera worden gevangen. 'Voor mijn moeder', zegt John Kon Kelei. Hij houdt een korte inleiding in zijn moedertaal, waarna het interview kan beginnen.
Eugenie Jansen had gewaarschuwd dat een gesprek met John Kon Kelei wel eens zou kunnen uitdraaien op een referaat over de religieus-politieke complicaties in een van de grootste landen van Afrika. Jansen is de regisseur van Tussenland, de enige Nederlandse film die is geselecteerd voor de competitie van het Filmfestival Rotterdam. Kelei speelt Majok, een jonge Sudanees die naar Nederland is gevlucht. Het is een rol die hem niet alleen op het lijf, maar ook op de geest is geschreven.
Net als voor Majok is Nederland voor hem een tussenland, al anderhalf jaar. Nog steeds is Keleis status ongewis. Zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning is afgewezen, terwijl die van zijn minderjarige neef, die tegelijk met hem aankwam , al wel werd gehonoreerd. Keleis advocaat heeft protest aangetekend.
John Kon Kelei praat er kalm en weloverwogen over. Alleen zijn woordenschat schiet tekort voor nuance of precisie. Misschien praat John Kon Kelei daarom wel zo zachtjes.
Sudan is ruwweg in tweeën verdeeld: het noorden is Arabisch en islamitisch, het zuiden is zwart en christelijk. De Sudanese vrijheidsbeweging rebelleert al jaren tegen het islamitische regime in Khartoem en Kelei was nauwelijks vier jaar oud toen hij door de SPLA, de gewapende tak van de rebellen, uit zijn geboortedorp Adol werd weggehaald om soldaat te worden .
Kinderen vormen geen uitzondering op het Sudanese strijdveld en John Kon Kelei praat er ook tamelijk laconiek over. Natuurlijk was het niet leuk om al zo jong zijn familie achter te laten, maar het was voor de goede zaak en met de kinderen die achterbleven, is het pas echt slecht afgelopen. Bij terugkeer in Adol bleek het regeringsleger er ook te hebben gerecruteerd.
Omdat het arme zuiden weinig te bieden had, voelde John Kon Kelei zich gedwongen om samen met een neef zijn heil te zoeken in Khartoem. Hij ging er op school bij de missionarissen en verdiende een karig loon door kleren te wassen. Het was een moeilijk leven, maar wel eentje dat een beetje perspectief bood.
Dat eindigde in 1999 abrupt toen hij van de straat werd geplukt. Hij moest opnieuw onder de wapenen, maar nu zouden het die van de regering zijn. De gedachte om tegenover de SPLA in het krijgsperk te treden, was onverdraaglijk. John Kon Kelei besloot te deserteren en Sudan te ontvluchten.
Met dezelfde neef reisde hij naar de havenstad Port Sudan. Al hun geld ging op aan een enkele reis per vrachtboot. Ze moesten zich schuil houden in een hok. De deur ging slechts een keer per dag op een kier om een anonieme hand binnen te laten, die wat eten aanreikte.
Toen de boot voor het eerst aanmeerde, mochten ze naar buiten en buiten bleek Rotterdam te zijn. Rotterdam werd Rijsbergen, werd Ermelo, werd Zevenaar en werd uiteindelijk Gorinchem. De weg naar het Nederlands paspoort voert langs vele provincies.
John Kon Kelei zou die weg in alle anonimiteit hebben afgelegd als hij niet was gebeld door Garang Manoura Majok, de man van zijn nicht. Er werd een Sudanese vluchteling gezocht die een Sudanese vluchteling kon spelen in een Nederlandse speelfilm. Misschien was dat voor hem .
Eugenie Jansen praat in aanhalingstekens. Wanneer ze bijvoorbeeld het woord authentiek gebruikt, en dat doet ze vrij vaak, tekenen haar wijsvingers twee aanhalingstekens in de lucht. 'Authentiek' is bijvoorbeeld de scène in Tussenland waarin Jakob een cassettebandje wil beluisteren en dat met hoesje en al in het apparaat probeert te schuiven.
Tegelijkertijd is zo'n scène ' link' (nog een wijsvingerwoord), want het publiek krijgt misschien de indruk dat het bedacht is. 'Dan kun je zo'n scène dus niet gebruiken omdat het ongeloofwaardig is.' Van Jakobs vruchteloze pogingen met het cassettebandje is er uiteindelijk eentje overgebleven. Dat bleef nog net binnen de grenzen van geloofwaardigheid.
Met de korte film Koekoekskinderen sloot Eugenie Jansen in 1991 haar opleiding aan de Nederlandse filmacademie af. Ruim tien jaar lang zou het haar enige verzonnen film zijn. Voor de televisie maakte Jansen nadien zeven documentaires. Pas nu, met Tussenland, is ze weer terug bij de fictie, al wordt er alles aan gedaan om het non-fictie te laten lijken. Dat is haar drang naar 'authenticiteit'.
Eugenie Jansen zegt dat ze met haar films het leven wil betrappen en als dat niet kan, wil ze in elk geval die illusie wekken. 'Zo heel erg beredeneerd is het niet, maar het is wel mijn manier van werken.'
Joris Ivens was vroeger haar grote voorbeeld. Wat de beroemdste documentairemaker van Nederland kon, wilde ze ook kunnen. Dat wil zeggen: dezelfde betrokkenheid, niet hetzelfde moralisme. Maar toen Jansen in 1988 werd toegelaten tot de filmacademie koos ze verrassend genoeg voor fictie. Eugenie Jansen wil graag alle aspecten van het filmmaken beheersen en zeker dat van de acteursregie.
Ze leerde veel van filmmakers Paul Ruven en Ruud Schuitemaker. De laatste begeleidt Jansen ook bij haar speelfilmdebuut, met name op dat aspect. Paul Ruven en hij zijn open minded, zegt Jansen en dat bevalt haar enorm. Ze staan tijdens het wordingsproces van hun films open voor verrassingen en leggen zich niet te vast op het scenario.
In haar documentaires heeft Eugenie Jansen altijd de onderliggende werkelijkheid gezocht . Haar laatste, gemaakt voor de AVRO, ging over hoogbouw, maar eigenlijk over ambities, over de drijfveren van mensen. 'Daaruit probeer ik mijn eigen verhaal te construeren.'
Het is een precaire en moeilijk te benoemen grens die ze daarbij in acht wil nemen. De hoofdpersonen moeten hun verhaal kunnen vertellen , maar haar visie op dat verhaal prevaleert en haar werkelijkheid kan best een andere zijn dan de werkelijkheid van de hoofdpersonen. Maar in hoeverre kun je de hoofdpersonen uit hun eigen context lichten? Waar verandert non-fictie in fictie? 'Met dat soort dingen ben ik heel erg bezig.'
Tussenland bood haar de kans om die problematiek van de andere kant te benaderen: een verzonnen verhaal zo werkelijk mogelijk maken of, zoals dat vroeger heette, een docudrama . 'Tussenland had niet op een beter moment kunnen komen.'
Jansen werd anderhalf jaar geleden gebeld door Helena van der Meulen die het scenario had geschreven. Van der Meulen had een documentaire van Jansen gezien en zag in haar de juiste regisseur. Eugenie Jansen las het script en het beviel haar meteen. ' Prettig van toon, voortdrijvend op sfeer en niet gebaseerd op een plot.'
Haar betrokkenheid met de problematiek van asielzoekers bestond uit een item dat ze ooit voor de VPRO had gemaakt over een Albanese vluchteling in Italië. ' Moederziel alleen door Pisa, wanhopig op zoek naar werk en met drie foto's van zijn gezin op zak.'
De meeste tijd staken Jansen en Van der Meulen in de research. Ze gingen naar asielzoekerscentra om te praten met bewoners, hulpverleners en anderssoortige deskundigen. Het grootste obstakel was het vinden van een goede Majok, de hoofdrolspeler. De meeste Sudanese vluchtelingen zijn via Egypte gekomen en verblijven al een tijdje in Nederland. 'Dat Afrikaanse zijn ze kwijt.'
Bovendien moest Majok per se een Dinka-jongen zijn. De Dinka, een christelijke stam uit het zuiden van Sudan, is een echt koeienvolk en koeien spelen een belangrijke rol in Tussenland. Omdat de Sudanese gemeenschap in Nederland buitengewoon hecht is, konden toch nog twintig kandidaten getest worden. Garang Manoura Majok opperde de neef van zijn echtgenote en die had nog wel dat Afrikaanse over zich.
Tussenland wil niet alleen de aandacht op een 'vergeten oorlog' vestigen, maar nog veel meer het verhaal vertellen van een ongewone vriendschap. Majok is naar Nederland gevlucht, maar hij laat zich niet als zodanig registreren. Een mengeling van wantrouwen en trots weerhoudt hem. Hij zwerft rond en brengt de nacht een paar keer door op een bankje achter het huis van Jakob, een 80-jarige man die wrokkig op z'n eentje leeft. Jakob is net zo wantrouwend, net zo trots. 'Zeg maar gerust een zeikerd', zegt Jan Munter.
Net als Jakob leeft Jan Munter ook op z'n eentje en in net zo'n werkmanshuisje. Munter is bovendien praktisch even oud als Jakob. 'Over twee weken hoop ik tachtig te worden', zei hij twee weken geleden met een trotse grijns op zijn noeste kop.
Jan Munter zegt dat hij altijd aardigheid heeft gehad in toneelspelen, op de lagere school al. Na zijn trouwen meldde hij zich op aanraden van zijn vrouw aan bij de Ramplaanspelers, een toneelgezelschap dat zich had vernoemd naar de naburige winkelstraat in Haarlem. Eerst voorstelling en bal na, mooie tijden waren dat. Maar de opkomst van de televisie luidde het einde in van de Ramplaanspelers.
Op z'n zestigste ging Jan Munter met pensioen. Hij werkte in de hoogspanning en een zestigplusser mag de kabels niet meer in. De hele dag thuis, dat was een hele omschakeling. Mevrouw Munter las in de krant een advertentie waarin figuranten werden gevraagd voor de speelfilm Ciske de Rat. Dat leek Jan Munter wel wat en sindsdien zit het figureren hem in het bloed.
In Wij Alexander zat Jan Munter in het gesticht met een prins. In Jezus was een Palestijn had hij pas na een tijdje in de gaten dat die gozer met al die piercings Hans Teeuwen was en derhalve de hoofdrolspeler. 'Je moet nergens van opkijken als je figurant bent .'
Jan Munter was een van de talloze hoofden in die tv-reclame over vijftien miljoen mensen en dat hele kleine stukje aarde. Hij stond met de Nederlandse Opera op de planken. Hij figureerde in Coverstory, in De Brekers, in noem maar op en als Baantjer de kroeg betreedt, dan is Jan Munter een van die twee kerels aan de bar. 'Je hebt niks te doen, maar ik vind het wel gezellig.'
En dat is meteen een mooie samenvatting van al dat figurantenwerk. 'Je bent een dagje eruit.' Sinds zijn vrouw tien jaar geleden overleed, is Jan Munter er graag een dagje uit.
Aanvankelijk was Eugenie Jansen van plan om John Kon Kelei in Tussenland te omringen door professionele acteurs. Het zou zijn authenticiteit benadrukken, maar die combinatie werkte niet. Zo kwam Jan Munter in beeld en zijn karakteristieke persoonlijkheid veranderde meteen het verhaal. Jansen: 'Jakob is nu de motor, Majok is de katalysator.'
Munter en Kelei moesten beiden voor hun rollen op stage. Omdat Jakob in Nederlands Indië heeft gevochten, bezocht Jan Munter een reünie en sprak met veteranen. John Kon Kelei ging naar een boerderij omdat Majok in Tussenland een Nederlandse koe moet melken. Dat viel hem nog niet mee. 'De uiers zijn zo groot.'
Soedanezen zien hun koeien heel anders dan Nederlanders doen. 'Ik word wel eens boos als ik zie hoe hier met koeien wordt omgegaan.' Koeien zijn in Sudan een te kostbaar bezit om er achteloos mee om te springen. 'Als ik wil trouwen, moet ik wel koeien meenemen.'
Keleis inbreng leverde nieuwe elementen voor het verhaal op. Van de koeievlaaien stookt Majok een vuurtje en met de as poetst hij zijn tanden. 'Blijven ze mooi schoon van', zegt John Kon Kelei en lacht breeduit om het bewijs te leveren. 'Ik dacht meteen: hee, dat kunnen we goed gebruiken', zegt Eugenie Jansen. Dat is nu precies de open mind die ze bij het filmmaken wil behouden. 'Filmmaken is hardop denken.'
Het verhaal in Tussenland lag in grote lijnen vast, maar moest ter plekke en in samenwerking met de acteurs worden ingevuld. Jansen noemt dat de 'methode Ruud Schuitemaker '. Dat wil zeggen: de acteurs geen inzage in het script geven, de acteurs laten reageren op een situatie of op elkaar en niet resultaatgericht werken. In de woorden van Jan Munter: 'Niet spelen, maar echt zijn.'
Hij geeft een voorbeeld: 'Ik moest wat zoeken in mijn rommelkamertje en ik had dus echt geen idee waar het lag. Toen ik het eindelijk had gevonden, moest het nog een keer over. Ik dacht: nu zullen ze het wel opnemen, maar toen bleek het opeens ergens anders te liggen. Potverdimme! Ik moest echt zoeken.' Jansen: 'En dan ging Jan bijvoorbeeld naar links, terwijl Adri de cameraman dacht dat hij naar rechts zou gaan. Was hij net te laat, maar dat is juist goed.'
Ze heeft Kelei en Munter zo lang mogelijk apart gehouden om hun eerste ontmoeting zo spontaan mogelijk te laten lijken. 'Ik had ze gekozen op hun eigenheid, die mochten niet verloren gaan.' In het begin schuurt hun samenspel ook. Jan Munter had heel lang het gevoel dat hij John moest helpen en geruststellen. 'Ik had geen idee wat hij ervan begreep. Ik zei steeds tegen hem: ik bedoel het niet echt, hoor.' Naderhand ging het steeds beter. 'Alleen praatte hij zo zachtjes.'
Ze hebben heel verschillende verwachtingen van Tussenland. Jan Munter hoopt dat dit het begin wordt van een loopbaan als acteur. 'Je wilt toch meer dan alleen maar figurant zijn.' Want John Kon Kelei vindt het goed dat Tussenland gemaakt is, alle aandacht voor Sudan is goed, maar zijn verdienste is het niet. Hij heeft gewoon zichzelf gespeeld, sterker nog: hij is Majok. Ook voor hem mag Nederland een tussenland blijven. Liever keert John Kon Kelei terug naar een veilig en vredig Sudan.
'Ik ben hier naar toe gekomen om mijn leven te redden en als ik hier alleen illegaal kan zijn, dan maar niet. Ik ben geen toerist.'
Het interview is ten einde. De videocamera kan uit. Het bezoek vraag Kelei of hij enig idee heeft wanneer zijn moeder het zal kunnen zien. Het antwoord luidt : neen. Bij terugkeer uit het SPLA-kamp in Adol bleek zijn vader dood en zijn moeder verdwenen. John Kon Kelei heeft sindsdien niets meer van haar vernomen.