'Drie dingen stonden voor mij vast toen ik aan de film begon: De hitte ( dertig plús), de plaats van handeling (de asgrauwe Weense buitenwijken, gedomineerd door asfalt en megamarkten), en de tijd waarin alles zich afspeelt: het weekend. Want in het weekend vinden de meeste zelfmoorden plaats, net als de meeste echtelijke ruzies. Als mensen niet werken vallen de sociale restricties weg, weten ze niet meer wat ze moeten doen en komen de frustraties boven.'
Aan het woord is de Oostenrijkse filmmaker Ulrich Seidl (1952). De film in kwestie: Hundstage, zijn eerste speelfilm. Seidl werd bekend door bijtende documentaires waarin hij zijn landgenoten een spiegel voorhield en er niet voor terugschrok personages zichzelf te laten spelen. In Hundstage (hondsdagen, de warmste tijd van het jaar) weeft hij feit en fictie wederom doorelkaar. Want hoewel Hundstage strikt genomen een echte speelfilm is (Seidl: 'Er was een draaiboek, de rollen werden door acteurs ingevuld, niemand speelt zichzelf, en de locaties werden door ons zelf uitgekozen'), heeft hij meer weg van een documentaire. Lange shots, uit het leven gegrepen situaties, geen karakterontwikkeling, en geen duidelijk aanwijsbaar plot.
Net als zijn documentaires is Seidls film even ontluisterend als vermakelijk. Zes verhaallijnen zijn doorelkaar gevlochten, de een nog droefgeestiger dan de ander . Een jong stel met relatieproblemen (hij slaat haar en is ziekelijk jaloers), een eenzame oude man die verhaal gaat halen in de supermarkt als er een gram te weinig meel in het pak zit, en een echtpaar dat na de dood van hun dochter nog in hetzelfde huis woont maar geen woord meer met elkaar wisselt - iedere situatie lijkt even uitzichtloos. En dan zijn er nog de zwakbegaafde jonge vrouw die bij iedereen in de auto springt en de bestuurder belaagt met vragen, de lerares op leeftijd die hoopt op een erotisch rendezvous met een van haar leerlingen, en de beveiligingsexpert die omkomt in het werk.
Hoe grimmig en somber ook, elk van de verhaallijnen overtuigt. Niet in de laatste plaats door het fantastische acteerwerk van de vele niet-professionele acteurs, die ongeveer de helft van de cast uitmaken. De regisseur, klein van stuk en sprekend met zachte stem, was aanwezig op het festival van Rotterdam.
Waarom
zo veel amateurs?
Seidl: 'Door mijn documentaires heb ik vaak
samengewerkt met niet-professionele acteurs en ontdekt dat ze heel overtuigend
hun eigen milieu kunnen verbeelden. '
Waar vond u ze?
'
Meest op straat. Ik ben zelf te verlegen, maar ik stuurde er medewerkers op uit
om bepaalde typen aan te spreken. Zelf heb ik ook wel eens iemand gebeld. De
veiligheidsexpert, bijvoorbeeld, heb ik uit het telefoonboek. Ik belde een
aantal experts, legde ze uit dat ik met een film bezig was en probeerde een
afspraak te maken. De meesten zeiden nee, de man in de film zei ja.'
Hoe overtuigde u ze?
'Door veel gesprekken vooraf en ze te laten zien
dat ze invloed op de film konden hebben. Er was wel een scenario, maar geen
dialogen, die ontstonden tijdens de opnamen. En ook de verhalen veranderden op
de set. Neem het verhaal van de oudere lerares en de twee jongemannen die haar
komen opzoeken. Het drinkspel en het zingen van het volkslied (In Seidls film
gaat dat als volgt: onder bedreiging van een pistool zingt een van de mannen,
gezeten op een stoel met zijn broek naar beneden en een brandende kaars in zijn
aars, plechtstatig het 'Land der Berge, Land der Ströme...'-GB) stonden niet in
het script. Kijk, veel van wat er in het script stond werkte niet en moest op de
set aangepast worden. Voor het verhaal van de lerares hebben we ons twee weken
in de woning opgesloten. Alles werd chronologisch gedraaid. Pas als ik merkte
dat een scène niet beter kon, ging ik over naar de volgende. De volgende dag
begonnen we weer opnieuw, en zo voegden we steeds meer scènes toe.'
Is het moeilijk de niet-professionele acteurs in de juiste stemming te krijgen?
'Heel moeilijk. Veel was ook heel slecht. De man die het volkslied moet zingen
wordt gespeeld door een non-professional. In het echte leven is hij uitgever van
pornoblaadjes en eigenaar van een seksclub. Elke dag was het weer afwachten hoe
hij naar de set zou komen. Had ie te weinig gedronken, was ie slecht. Te veel
gedronken: ook slecht. Ongeveer tachtig procent van de opnamen waarin hij zat
was onbruikbaar. Hij wilde ook stoppen toen hij doorkreeg dat hij de
slachtofferrol moest spelen, want dat ligt niet lekker in zijn milieu. Hij had
me echter van tevoren zijn erewoord gegeven en daar heb ik hem aan gehouden. Ik
kan als regisseur ook moeilijk het verhaal aanpassen omdat een acteur geen zin
in een scène heeft.'
Werd elk van de verhalen chronologisch opgenomen
?
'Ja, zo had ik alle vrijheid nieuwe ideeën te ontwikkelen op de set
. Het door elkaar vlechten gebeurde tijdens de montage. Het snijden van de film
kostte me ruim een jaar. De opnamen vonden plaats in de zomers van 1998 tot en
met 2000. Alleen op dagen dat het warmer dan 35° C was en er geen wolk aan de
hemel stond. Ik wilde dat mijn acteurs echt van de hitte niet meer wisten wat
achter en wat voor was. In totaal schoot ik tachtig uur film. Met veel moeite
bracht ik dat terug tot een versie van drie uur. Daarvan lag het tempo te laag,
zodat ik dat verder inkortte tot tweeënhalf uur. Die versie hebben we aan het
publiek laten zien, omdat ik er nog een half uur uit wilde en hoopte dat het
testpubliek één verhaallijn als minst interessante zouden aanwijzen. Helaas was
er geen peil op te trekken. De een vond dit goed, de ander dat. Uiteindelijk heb
ik flink gehakt in het verhaal over het jonge stel.'
Michael Haneke
, Elfriede Jelinek, Thomas Bernhard, Ulrich Seidl - waar komt die Oostenrijkse
zelfhaat toch vandaan?
'Zelfhaat is geen motivatie om een film te
maken. Maar onze kunstenaars zijn nogal eens somber, ja. Ik denk dat het deels
een mentaliteitskwestie is en deels met de geschiedenis van het land te maken
heeft. Historisch gezien heeft Oostenrijk niet alles netjes verwerkt. Na de nazi
-tijd zijn we gelijk in de slachtofferrol gemarcheerd. Bij ons wordt alles het
liefst verdrongen. Ik haal in mijn film het deksel van de beerput.'
Wat vinden uw landgenoten daar van?
'De film doet het heel goed. Daar
had niemand op gerekend, haha. Er worden steeds meer kopieën ingezet. Maar
Oostenrijkers hebben ook iets wat onze bovenburen totaal moeten missen: gevoel
voor humor. En gevoel voor boosaardigheid. Van al die namen die u noemde voel ik
me het meest verwant met Bernhard. Het is verschrikkelijk hoe hij de mensheid
afschildert, maar je moet er wel om lachen.'
Is er dan geen sprankje
hoop voor de mensheid, zoals je na het zien van uw film bijna wel moet
concluderen?
'Ik ben geen optimist. Maar ik ben juist pessimist omdat
ik het leven liefheb. Ik verzet me tegen de Würdelosigkeit van de mensen. We
creëren onze eigen hel, dat is wat ik met mijn film wil zeggen.'
En
kunnen we nog ontkomen aan die hel?
'Misschien, maar het ziet er niet
best uit.'
U bent wel heel pessimistisch...
'Het gaat
niet om pessimisme of optimisme, maar om de waarheid. En de waarheid is de enige
manier om aan de hel te ontsnappen.'
De waarheid is ook dat liefde
bestaat en schoonheid, vriendschap.
'Dat zit toch ook in mijn film?'
Misschien voor vijf procent.
'Weet ik niet, sommige
recensenten schreven dat Hundstage een liefdesfilm was.'
Maar de
laatste zin van de film: 'Waarom is de wereld zo verschrikkelijk', dat is toch
úw commentaar?
'Nee, dat is uw interpretatie. Je zou ook de scène
waarin de Autostopperin in het donker tussen de huizen heen en weer rent,
waardoor de veiligheidslampen steeds aan en uit knippen, als mijn commentaar
kunnen zien. En dan is het juist een optimistisch einde.'