Ulrich Seidl: 'Ja, ik wilde iets nieuws uitproberen. Ik heb na lang aarzelen een eervol aanbod van intendant Frank Castorf aanvaard om een stuk te ensceneren aan de Volksbühne Berlin. Ik ben benieuwd, want eerlijk gezegd heb ik toneel altijd nogal saai gevonden. Het stuk heeft overigens nog geen titel. Nee, theater is echt heel anders dan filmen. Op het toneel werk je bijna altijd met uitgeschreven teksten, terwijl in mijn films de tekst, de dialogen pas op het laatst tot stand komen.'
Maar Hundstage is toch een speelfilm, met een
draaiboek?
'Ja, er was wel een scenario, maar de dialogen waren niet
uitgeschreven; die zijn allemaal tijdens de opnamen geïmproviseerd. En dat is
aardig gelukt, dacht ik. Bij professionele acteurs zou ik wel met uitgeschreven
tekst kunnen werken, maar in deze film zaten veel amateurs en die moet je niet
vastpinnen op tekst, dat maakt ze onvrij en onecht. Nu was er veel meer
speelruimte, en dat heeft goed uitgepakt.'
Hundstage is uw grootste
succes geworden. U dacht, nu kan ik beter iets heel anders gaan doen?
'Dat
klopt wel een beetje. Ik was wel met een nieuw filmproject bezig, maar
toevallig kreeg ik toen het aanbod om een kleine tvfilm, Jesus, Du weißt te
maken [waarin zes gelovigen in hun gebeden blijk geven van een intieme relatie
met Jezus - red.]. Die film is echter uitgegroeid tot een echte, lange
documentaire.'
Anders dan bij uw vorige films, beperkt u zich in Jesus,
Du weißt tot registreren. Bovendien is hij opgedragen aan uw ouders.
'Wat
mij betreft ziet de film er niet anders uit, maar misschien lijkt het van wel.
Die Jezus-film was een gelukkig toeval; hij kon niet als de opvolger van
Hundstage worden gezien en valt daarmee ook niet te vergelijken. Ik ben in een
streng katholiek gezin en in internaten opgegroeid, en natuurlijk heeft dat mij
gevormd. Mijn ouders wilden dat ik priester werd, maar ik heb mij sterk verzet;
tegen mijn ouders, milieu, de godsdienst, de hele maatschappij. Ik kom uit een
klein dorp in Oostenrijk en rebelleerde hevig tegen de autoritaire samenleving
van toen. Maar je kunt je afkomst niet verloochenen. Het thema godsdienst is
weer teruggekeerd in mijn werk.'
Voelt u zich soms verwant met Thomas
Bernhard?
'Ja, maar dat heeft niet zo zeer met milieu en opvoeding te
maken. Bernhard heeft in zijn boeken het "ware Oostenrijk" kaltgestellt, in al z
'n verschrikkingen, maar ook met de nodige humor. Dat spreekt me zeer aan. Ik
probeer de zaken ook grondig uit te zoeken, hoe afschuwelijk ook, maar wel met
humor om het wat draaglijker te maken.'
Aan sommige kijkers gaat die
humor in uw films voorbij.
'Ze vinden misschien dat er te weinig te lachen
valt. Ik probeer heus een balans te vinden tussen tragiek en komedie. Maar er
zijn ook kijkers die zich storen aan het feit dat anderen moeten lachen bij mijn
films, en zij niet. Dat hoort niet, volgens hen. Maar mensen lachen natuurlijk
ook als afweerreactie, wanneer iets pijnlijks te dichtbij komt. Of uit
onvermogen, waaruit de lach hen dan bevrijdt.'
U bent een misantroop, in
elk geval in uw films?
'Neenee, dat denk ik toch niet. Het is ook zeker
geen voorwaarde om films te maken. Maar wel vinden sommigen tegenwoordig dat je
vooral voor iedereen lief moet zijn, en van de hele wereld moet houden. En zo
werkt het bij mij niet.'
U zegt liever: Zie de mens! Maak je maar geen
illusies, hij verliest het altijd.
'Natuurlijk, dat is juist. Het leven is
nu eenmaal gedoemd te mislukken.'
U hamert er steeds weer op. Sommigen
kunnen daar niet goed tegen.
'Ja, de meeste mensen blijven bij hun
Zweckoptimismus, gewoon, om te overleven. Die willen de ellende niet zien, omdat
ze bang zijn hun houvast te verliezen of depressief te worden. Maar ja, als je
je in de mens gaat verdiepen moet je constateren dat hij zelf steeds z'n eigen
hel weet te scheppen.'
U wilt met uw films dus geen medelijden of
identificatie oproepen?
'Zeker geen medelijden. Identificatie wel, in die
zin dat kijkers zich niet kunnen losmaken van wat er in mijn films gebeurt. Ze
moeten niet kunnen zeggen: met die wereld heb ik niks te maken. Nee, ze maken er
wel degelijk deel van uit. De film moet hen in verwarring brengen, irriteren
desnoods. Kijk, toen ik op de filmacademie zat werden er films gemaakt voor
allerlei randgroepen. Maar die werden dan bekeken door mensen die er juist niets
mee hadden uit te staan, die zeiden dan: goed gedaan, de maker heeft gelijk!
Maar dan verandert er niks. Aan mijn films moet je je kunnen ergeren, erover
discussiëren, ruzie maken.'
Is uw werkwijze in de loop der tijd radicaler
geworden, getuige Hundstage?
'Nee, ik vind Hundstage niet radicaler dan
bijvoorbeeld Tierische Liebe.Veranderd is wel de ontvangst van mijn films.
Jarenlang werd ik niet geaccepteerd en gewaardeerd, maar Hundstage was een
bioscoopsucces. Met Michael Haneke hoor ik nu opeens bij de belangrijkste
filmregisseurs van het land.'
Hoe verklaart u dat?
'Hundstage won
een prijs in Venetië. En Oostenrijk is een nationalistische sportnatie, dus
opeens was het: goed gedaan, Seidl. Misschien is die plotselinge waardering wel
een beetje overtrokken. Hoe dan ook, de film is een spiegel van onze tijd, en
dat is in Oostenrijk en daarbuiten ook opgepikt.'
Het verschil tussen
documentaire en speelfilm is niet meer relevant?
'Ik heb nooit "echte"
documentaires gemaakt.Tien jaar geleden werd er naar aanleiding van Good News
nog gediscussieerd over de vraag of je mocht ensceneren, maar die discussie is
vrijwel verstomd. Je kunt er geen duidelijke etiketten meer op plakken.'
Ook niet erbij vertellen: dit is gespeeld, en dit is meer documentair?
[
verongelijkt] 'Wat is dat dan, documentair? Dan moet je met een verborgen camera
opnamen maken, dat is documentair. Maar zodra je met een camera verschijnt,
grijp je in in de werkelijkheid. Het is raar om dan te doen alsof dat niet zo is
. Je filmt, je stelt een vraag, je monteert - allemaal ingrepen. De wereld die
ik met filmische middelen schep, díe moet waarachtig zijn en kloppen. In
hoeverre ze geënsceneerd is, is van een andere orde. Mij interesseert dat in elk
geval niet.'