Houtenbrink begon bij het IFFR als dienstweigeraar, op persoonlijke uitnodiging van de toen kersverse directeur van het festival, Marco Müller. 'Hij las mijn scriptie [Houtenbrink studeerde kunstgeschiedenis met als specialisatie film, red.] en belde vanuit Venetië met de mededeling: 'Die jongen kan ik wel gebruiken'.'
De eerste jaren werkte hij voornamelijk mee aan de catalogus van het festival. De korte film werd toendertijd nog niet echt systematisch geprogrammeerd. Erwin sprong in dat gat, want hij wilde zelf programmeren en zo mede zijn stempel op het festival drukken. Dat was in 1995. Nu, 10 jaar verder, zijn er ruim 400 films geprogrammeerd in talloze zorgvuldig samengestelde blokken én is er een echte competitie.
De laatste paar jaar dat Simon Field directeur was werd er vaak gesproken over een competitie. Erwin was zelf altijd tegenstander, omdat het appels met peren vergelijken is: 'Hoe leg je bijvoorbeeld een film die 50.000 Euro heeft gekost naast een film van drie dubbeltjes? En hoe leg je een film van 30 seconden naast eentje van 30 minuten?' Dat zijn volgens Houtenbrink nog maar enkele factoren die vergelijken en dus beoordelen moeilijk maken. Simon Field deelde zijn bezwaren, maar dit jaar is de discussie met de nieuwe directeur weer gevoerd en was ineens iedereen vóór. De belangrijkste reden voor Erwin om ook 'om' te gaan was het feit dat er drie gelijke prijzen zijn ingesteld. Op die manier kan de jury zelf schuiven met criteria en naar eigen inzicht drie films belonen. De TV5 Tiger Cub Awards zou je dus eigenlijk, net als de VPRO Tiger Awards, een aanmoedigingsprijs kunnen noemen. Een prijs voor relatief jonge, of in ieder geval relatief onervaren filmmakers.
Hoewel Houtenbrink zijn hand in het vuur steekt voor het niveau van de competitiefilms, zitten er geen persoonlijke festivalfavorieten in het programma. Die zijn doorgaans van zeer ervaren filmmakers, 'van mensen die het vak geleerd hebben, en een zeer eigen stem en of stijl hebben'. Dat kun je volgens Houtenbrink nog niet verwachten van de competitiefilms, want de meeste makers die meedingen naar een Tiger Cub zijn beneden de zevenentwintig.
Wat vindt Erwin eigenlijk van het Nederlandse korte filmklimaat? 'Niet best,' is zijn eerste reactie die hij vervolgens beargumenteert. Allereerst wil hij graag het onderscheid maken tussen televisie en film en de bioscoopervaring en de televisie-ervaring. Om met de bioscoopervaring te beginnen: filmhuizen programmeren niet of nauwelijks korte films, ondanks het feit dat het om deels gesubsidiëerde instellingen gaat. Ook de korte films die het Filmmuseum aankoopt en distribueert, komen zelden Amsterdam uit. Volgens Houtenbrink is dat doodzonde, en hij ziet dan ook graag dat filmhuizen in het land korte films fatsoenlijk programmeren, met fatsoenlijke publiciteit, waardoor die films en filmmakers de aandacht krijgen die ze verdienen. Maar het gebeurt voorlopig niet. Als positieve ontwikkelingen noemt hij de Filmbank en naast het IFFR nog andere festivals die korte films een plek geven (o.a. het Nederlands Film Festival, IMPAKT, het Holland Animation Festival en Shorts!).
De televisie is een ander verhaal. Houtenbrink vindt de opdrachtfilm, zoals KORT! en One Night Stand, 'allemaal heel leuk en aardig , maar het levert uiteindelijk geen echt spannende dingen op: het is geen cinema en het is ook niet heel erg goede televisie'. Zelf kijkt hij dan ook liever naar een detective dan naar een korte film op televisie en moet weinig hebben van een korte film die een lange commercial is. Houtenbrink: 'Als het er puur om gaat om een grap te vertellen of om een punt te maken, laat het dan maar aan reclamemakers over. Die hebben er 30 seconden en geen 10 minuten voor nodig en ze doen dat 'pats boem'; daarvoor hebben ze de creativiteit en het geld.'
Houtenbrink is er voor de kunst en niet voor het entertainment: 'Ik wil iets opsteken van wat ik zie.' Hij is absoluut niet tégen entertainment, maar Rotterdam is er volgens hem niet de plek voor. Hier moet je niet te rigide in zijn, want 'dan wordt het wel heel erg saai'. Maar het is anno 2005 absoluut niet erg om je sterk te maken voor artistieke integriteit. En dat is wat Erwin Houtenbrink doet, met niks dan zijn 'hersens, hart en intuïtie'.