In Mongol beperkt regisseur Sergei Bodrov zich tot de jonge jaren van Genghis Khan. Een goede film, vindt ook de president van Mongolië.

Een van de kanshebbers op de Oscar voor beste buitenlandse film dit jaar was Mongol van de Russische regisseur Sergei Bodrov. Een Oscar kreeg het zinnenprikkelende epos over de jonge jaren van de Mongoolse heerser Genghis Khan niet. Maar daar kan Bodrov, die eind april even in Nederland was om zijn film toe te lichten, niet echt warm of koud van worden. ‘De nominatie was goed voor de aandacht voor mijn film, maar ik merkte dat ik er al veel nuchterder op reageerde dan in 1997, toen ik met Prisoner of the Mountains genomineerd was. Mensen vroegen me of mijn leven zou zijn veranderd als ik de Oscar had gewonnen . Nee. Oscar of geen Oscar, ik weet wie ik ben.’

Herinnert u zich nog de allereerste keer dat u de naam Genghis Khan hoorde?
‘Ik zal toen een jaar of acht geweest zijn. En zoals alle Russische kinderen van die leeftijd las ik over hem in de schoolboeken. Daarin werd hij afgeschilderd als een monster, degene die er verantwoordelijk voor was dat de Russen 200 jaar onder het Mongoolse juk hebben geleefd. En de Mongolen – zo werd ons verteld – waren bloeddorstige barbaren die onze kinderen aten. Ik was een jaar of vijftien toen ik begreep dat je niet alles wat in ons land geschreven wordt moet geloven . Ik begon meer over Genghis Khan te lezen. In een boek van de Russische historicus Lev Gumilev las ik dat de Mongoolse overheersing juist heel bepalend is geweest voor de Russische volksaard, en dat Genghis geen barbaar was, maar juist heldere regels instelde. En Gumilev geloofde ik wel, want die had onder Stalin tien jaar in een werkkamp gezeten, en daar kwam je als je de waarheid vertelde.’

Hoe belangrijk was de historische juistheid voor u?
‘Ik geloof in de kleine feiten. Dat zijn vader hem had meegenomen naar zijn toekomstige vrouw Borte, en dat zijn vader vergiftigd werd toen hij nog een jongen was. Dat zijn familie vervolgens alles werd afgenomen en dat de jonge Genghis Khan de eerste jaren van zijn leven constant op de vlucht was. Daar geloofde ik in, want zo stond het in alle bronnen beschreven.’

Hoe zag u hem als mens?
‘Ik denk dat hij een sterke geest had. Hij verdroeg veel lijden. Daarom heb ik hem in mijn film ook nog opgesloten, al vind je dat niet terug in de bronnen. Maar ik moest laten zien hoe hij daar mee omging. In de gevangenis kunnen ze je breken, of je komt er – zoals Genghis – sterker uit.’

Is dat wat u had gezien in de werkkampen van Stalin ?
‘Ja. Niet de fysiek sterke mensen overleefden, maar de mentaal sterke.’

Wilde u de geschiedenis de ware Genghis Khan teruggeven?
‘Ik wilde alleen maar begrijpen hoe hij dat wereldrijk heeft kunnen verwerven, en leiden. De meeste wereldrijken storten snel in als de grote leider sterft, maar het Mongoolse rijk bleef tot meer dan 200 jaar na zijn dood bestaan. Iedereen bleef trouw aan hem.’

In uw film is Genghis Khan soms bijna een Christus-figuur. Hij lijdt en lijdt, maar blijft rechtvaardig…
‘Er is sprake van een vervolg op de film, want de film stopt nu in 1206, als Genghis de Mongoolse stammen verenigd heeft en pas aan het begin van zijn wereldheerschappij staat. Mocht dat tweede deel er komen dan wordt Genghis veel zwarter. In Mongol concentreer ik me op zijn jonge jaren, en ik geloof niet dat hij geboren is als monster. Maar ook in deze film horen we hem zeggen dat hij bereid is de helft van alle Mongolen te doden als ze zich niet onderwerpen aan zijn regels.’

Genghis wordt gespeeld door de Japanse acteur Tadanobu Asano, en zijn bloedbroeder Jamukha door de Chinees Honglei Sun. Er zitten veel verschillende nationaliteiten in de film. Waarom?
‘Ik heb gezocht naar de best mogelijke cast. Ik ben begonnen in Mongolië, maar daar kon ik ze niet allemaal vinden. Daarna ben ik gaan zoeken in Korea, Japan en China . Uiteindelijk werkte ik met mensen uit 11 verschillende landen. We hadden 40 tolken op de set.’

De gevechtsscènes werden geregisseerd door de Chinees Xiaoyang Chang, die ook meewerkte aan de Chinese zwaardfilms Hero en House of Flying Daggers.
‘Ik had hem voor een jaar vastgelegd. Voor 4000 euro per week…’

Geen dollars?

‘Neenee, hij was slim. Hij wilde euro’s’

En waarom wilde u hem?

‘Hij is briljant met extra’s. Er zijn maar weinig regie-assistenten die dat kunnen. Het viel hem nog wel een beetje tegen, want hij is gewend om te werken met het Chinese leger. En die kunnen niet paardrijden. Daar heb je Kazakken en Mongolen voor nodig. Wat weer problemen gaf op de set, want Chinezen en Mongolen gaan historisch gezien niet goed samen. Bovendien wilde ik dat Chang de stunts veel rauwer zou maken dan de vechtballetten in Hero. De gevechten moesten wel echt overkomen.’

De opnamen vonden plaats in nationale parken in Kazakhstan en de Chinese provincie Binnen-Mongolië. Hoe was het werken daar?
‘Afgezien van de soms extreme koude, de regenstormen, en het feit dat we werkten op 4000 meter hoogte, hadden we eigenlijk geen echte problemen. Het hielp dat er weinig mensen wonen, zodat we achteraf niets digitaal hoefden weg te poetsen.’

Waren de mensen daar blij dat u een film over Genghis Khan ging maken?
‘Ze waren vooral bezorgd. Genghis is in Mongolië een levende god. Onder de Sovjet-Unie mochten ze zijn naam niet eens uitspreken. Toen de Sovjet-Unie uiteen viel kende de bewondering voor hem helemaal geen grenzen meer. Ik wist dat ik met Mongolen zou moeten samenwerken als de film geloofwaardig moest worden. Vooral voor het production design was dat belangrijk. En ik heb iemand gevonden, maar ook die beschouwde Genghis als een godheid. Hij wilde alleen meewerken als we eerst in Oelan Bator toestemming zouden vragen aan de leider van de sjamanen. Dus wij naar Oelan Bator. En daar spraken we de sjamaan, die zei: “Veel mensen hebben al een film over Genghis Khan willen maken. Amerikanen, Fransen, Japanners. Maar jullie zijn de eersten die naar mij toe zijn gekomen.” En het was goed.’

De film is inmiddels in Mongolië uitgebracht. Hoe was de reactie?
‘Gemixt. Sommigen vinden het hoe dan ook ongepast om een film over hem te maken. Je maakt geen film over een godheid. Maar de president van Mongolië zag de film en heeft me achteraf gebeld.’

En?
‘Hij vond hem goed.’