Weinig florissant is het beeld van de Parijse randgemeenten zoals ze in de media en ciné banlieue als La haine worden geportretteerd. In de beton-en- asfaltwoestijnen manifesteert de wrok van een opeengepakt aantal minderbedeelden in de Franse samenleving zich in de agressie van groepen jongeren. Extreme geweldsexplosies, zoals de rellen van eind 2005, halen wereldwijd de pers. Na het opruimen van de laatste glasscherven verdwijnen voor niet-bewoners de graffitibesmeurde HLM-ghetto’s weer buiten beeld.
Toch is niet iedere banlieue een brandgevaarlijke terminus van have-nots. Zo schrijft de Franse auteur Philippe Delerm in zijn prachtige kleine roman Il avait plu tout le dimanche (1998) over de Parijse voorstad Bécon-les-Bruyères: ‘Hoe in twee woorden de charme van de zondagochtendmarkt in Bécon beschrijven, het grote belang van de mentale grens tussen Courbevoie en Bécon, de pijnlijke nostalgie van die lentes die in het hart van de geraniums een geur van de naoorlogse tijd bewaren?’
De vroegere dorpskernen zijn opgeslokt door de slaapsteden van de mateloos woekerende metropool. Naar het individuele, een beetje kleur en poëzie moet je er zoeken. Aan een van de metro- en spoorlijnen die de forens en gelegenheidspassagier buiten de Parijse stadspoorten brengen ligt Cergy-Pontoise , een in de jaren zeventig en tachtig uit de grond gestampte voorstad in het noordoostelijke departement Val d’Oise.
Deze ietwat onwerkelijke plek met veel designergroen is het decor voor Naissance des pieuvres (letterlijk: ‘ Geboorte van de inktvissen’), het regiedebuut van scenariste Céline Sciamma. In Pontoise werd ze in 1980 geboren, in Pontoise groeide ze op. Dat haar eerste film zich er afspeelt, was volgens Sciamma vanzelfsprekendheid noch ‘ persoonlijke periodereconstructie’, maar een natuurlijke keuze.
‘Het is niet de banlieue officiel van de geëngageerde film,’ vertelt ze, licht verkouden , op een frisse januaridag in Parijs. ‘Cergy-Pontoise is zo’n plek die niet of nauwelijks in Franse films wordt gebruikt, laat staan dat hij in de media aanwezig is. Daar woont de middenklasse en die is voor journalisten nauwelijks een thema. Toch gebeurt ook daar van alles.’
Naissance des pieuvres vervlecht de verhalen van Marie (Pauline Acquart), Anne (Louise Blachère) en Floriane (Adèle Haenel), schoolmeisjes van vijftien voor wie de zomervakantie der grote veranderingen is aangebroken. Het saaie puberboemeltje door lome voorstaddagen verandert van tempo en koers wanneer Marie, sprietig en zwijgzaam , naar de aandacht hengelt van Floriane, middelpunt van het lokale synchroonzwemteam.
Over Floriane, een wat afstandelijke modelblondine, doen onder haar teamgenotes de wildste geruchten de ronde, maar de gedoodverfde mannenverslindster blijft er ogenschijnlijk stoïcijns onder. Wrevelig slaat Maries beste vriendin Anne de toenadering gade tussen de twee. Annes zwaarlijvigheid speelt haar meer en meer parten en nu moet ze ook Marie ineens met iemand delen. Dat Maries affectie voor Floriane dieper gaat dan vriendschap , ontgaat zowel Anne als de vroegwijze schoonzwemster zelf.
In
het diepe
Sciamma, die het korte-filmtraject oversloeg en met de
verfilming van haar eigen scenario voor deze lange speelfilm meteen in het diepe
werd gegooid, besloot al vroeg tot veel repeteren met de jonge actrices. ‘Omdat
we voornamelijk lange, geheel uitgespeelde scènes draaiden, moesten de meisjes
hun personages en teksten heel goed kennen. Er is niets geïmproviseerd, alle
dialogen die ik heb geschreven zitten exact zo in de film’. Gedetailleerde
storyboards liet ze tijdens de voorbereiding echter achterwege.
‘Door het ontbreken van ervaring was ik van tevoren zo bang om tijdens het draaien dingen te vergeten en te verliezen, dat ik alles tot in de kleinste details in mijn hoofd had. Ik heb mezelf er helemaal in gegooid. Van de gordijnen tot accessoires, van beeldovergangen tot kleur en kadrering heb ik me met werkelijk ieder aspect van de film bemoeid. Juist dat geheel van vooraf gemaakte beslissingen bepaalt in welke mate een film specifiek jou toebehoort. Dat er ook een zekere frisheid in Naissance zit, is mede de verdienste van de actrices.’
Koude douche
Alles tiptop willen hebben voor haar
vuurdoop op de set heeft Céline Sciamma een indrukwekkend stijlvast en volwassen
regiedebuut opgeleverd. Los van de verhaalontwikkelingen en complexe personages
spreekt de van zichzelf al architectonisch gestileerde coulisse een heel eigen
taal. Men zou zich evengoed in een andere West-Europese voorstad kunnen wanen,
in een andere zomer, in een andere andere wijk van onopvallende
eensgezinswoningen. Dit artificieel ogende suburbia, verzonnen in de
conceptverdwaasde jaren zestig, doet aan als een zonderling rijtjeshuispark.
Sfeerbepalend is de wisselwerking tussen de elektronische muziek van Para One (alias Jean-Baptiste de Laubier) en de subtiele belichting en vloeiende cameravoering van Crystel Fournier. Landerige zwerftocht door de verlaten buurt , geheimzinnig afspraakje in een garagecomplex, feestje met hindernissen – alles wat de meisjes ondernemen laveert tussen dagdroom, hunkering naar het onbekende en de onvermijdelijke koude douche. In deze vinexblues voor een zomervakantie zijn ouders en andere volwassenen bovendien geheel afwezig, wat de algeheel onbestemde sfeer versterkt.
‘Dat de actrices ten tijde van de opnamen de leeftijd hadden van hun personages, is belangrijk geweest voor de film,’ vertelt Sciamma. ‘Het was gecompliceerd vanwege arbeidsrestricties, maar het is gelukt . Pauline Acquart, die Marie speelt, was precies in die precaire fase tussen kind en adolescent. Je ziet haar in de film veranderen, opgroeien.’
Die specifieke overgangsfase geeft, in tandem met het synchroonzwemmen, Naissance des pieuvres iets waarachtig intiems. Pijnlijk contrasteert de ambitieuze eensgezindheid van Florianes ploeg tijdens training en uitwedstrijd met het isolement van hun blikvangster in de gezamenlijke kleedkamer. Evenals Marie en Anne is Floriane een waterlelie alleen, ongeduldig om te bloeien.
Raadsel
Maar waar zijn in de film eigenlijk die andere rare
wezens van vijftien, de jongens? Nu, die hossen op een feestje rond met hun
onderbroek op hun hoofd, of azen bij het loeren naar dansende meisjes op het
gewilligste exemplaar. Sciamma: ‘Al tijdens het draaien vreesde ik het verwijt
dat de jongensrollen eenzijdig en plat zijn. Maar voor mij bestaan de jongens
gewoon nauwelijks in deze film. Hun eigen psychologie en identiteit ontken ik
niet, maar ik wilde het meisjesperspectief handhaven.’ Ze lacht. ‘En op die
leeftijd zijn jongens vooral een raadsel.’
Vraag het de jongens en ze zullen over meisjes hetzelfde zeggen. Vaak verschillen voor jongens en meisjes de beleving van intimiteit en het tijdstip van ingrijpende veranderingen. Maar aan beide zijden vind je dezelfde archetypen van karakter, hetzelfde drama. In Naissance des pieuvres worden de hoofdpersonages zo invoelend en eerlijk beschreven, dat van hen een universele herkenbaarheid uitgaat. Van meet af aan was dit project bovendien geen amechtige jacht op de tijdgeest, eerder de antithese ervan. Weggelaten zijn de faux eigentijdse taal, beperkt houdbare kledingmode en mobieltjes. Vermeden werd het nieuwlichtersmaniërisme van de wiebelende en hikkende cameravoering. Het is de film alleen maar ten goede gekomen. De vastberaden individualistenaanpak verleent de met de Prix Louis Delluc 2007 bekroonde ontdekkingsreis van drie Franse voorstadmeisjes een tijdloze kwaliteit.