‘Er zit een scène in Saturday Night Fever waarin de moeder van Tony Manero,
het John Travolta-personage, zegt dat ze dood wil omdat Tony’s broer, een
priester in opleiding, de kerk heeft verlaten. Tony gaat daarop bij zijn broer
verhaal halen, en die zegt dan: “Er kom een moment dat je naar een crucifix
kijkt, en het enige wat je dan ziet is een man die sterft aan een kruis.” Die
scène zie je ook in mijn film, en het is voor mij de belangrijkste metafoor in
de film. Tony’s broer is zijn geloof kwijt. En het enige wat er overblijft is
leegte. En die leegte veroorzaakt boosheid, en die boosheid creëert geweld.’
Aan het woord is de jonge Chileense regisseur Pablo Larraín (1976). En de scène
verklaart voor hem het gedrag van Raúl, het hoofdpersonage in Larraíns
ijzingwekkende politieke drama Tony Manero. Raúl is een vijftigplusser die
letterlijk over lijken gaat in zijn poging eerste te worden in een tv-show
waarin mensen hun idolen – in Raúls geval John Travolta’s disco dansende Tony
Manero – imiteren.
Larrain: ‘De film speelt zich af in 1978, onder
Pinochet. Raúl is ergens in de jaren twintig geboren op het platteland. Wist je
dat toen 20% van de Chileense bevolking geen geld had om schoenen te kopen?
Raúls wortels liggen op dat platteland, niet in de grote stad. Maar als de film
begint zien we hem in Santiago, de hoofdstad van Chili. Er is een militaire
dictatuur. Iedereen denkt alleen maar aan zichzelf. Overal is leegte. En import
. Want veel van wat Raúl in Santiago te zien krijgt is overgewaaid uit de
Verenigde Staten. En dan ziet hij Saturday Night Fever en hij denkt dat die
droom van working class hero Tony Manero ook voor hem is weggelegd. Maar hij
vergeet dat hij Chileen is, dertig jaar te oud en niet eens op Travolta lijkt.
Ze hebben eigenlijk niets gemeen. Raúl is de kopie van een kopie. Ruim 700.000
mensen zagen Saturday Night Fever in 1978. Dat is veel, ongeveer 10% van de
bevolking. En daar kwam Grease nog eens overheen. Die films hebben grote invloed
gehad op onze cultuur.’
De Amerikaanse invloed op Chili – zowel
politiek als cultureel – loopt als een rode draad door de film, zonder dat
Larraín daar de nadruk op legt. Hij concentreert zich liever op Raúl, een
personage dat je niet snel zal vergeten. Al was het maar omdat hij volkomen
onvoorspelbaar is en onmogelijk te doorgronden.
Maar Raúl begrijpen
is niet wat de regisseur wil. ‘Raúl is niet immoreel, hij is amoreel. Als ik je
zou vertellen wat sommige mensen hebben moeten doen om onder Pinochet te kunnen
overleven in Chili... Ik heb een vrouw ontmoet bij wie ze een levende muis in de
vagina hebben gestopt om haar aan het praten te krijgen. En ze kon niets
vertellen, want ze hadden de verkeerde voor zich. Toen ze daar achterkwamen
hebben ze haar vrijgelaten. Zonder excuses, en een van de folteraars bedankte
haar nog omdat ze nu wisten wat het effect van de marteling met de muis was.
Twintig jaar later kon ze er pas over praten. Is dat redelijk? Kan jij dat
begrijpen? Ik niet, maar ik accepteer het, omdat het echt is. Omdat het gebeurd
is. Dat probeer ik ook met het Raúl-personage te laten zien. Je moet hem niet
proberen te begrijpen, maar hem accepteren.’
Dat Raúl zo veel indruk
maakt heeft naast de compromisloze regie ook te maken met acteur Alfredo Castro
, in Chili een beroemde acteur en theaterregisseur, die ook al meespeelde in
Larraíns eerste film, Fuga.
‘Ik schreef het script met Alfredo in
gedachten. Hij was mijn leraar op de filmacademie, en voor de opnamen hebben we
veel over het Raúl-personage gesproken. Daarna verdween hij in zijn rol en deed
hij wat ik hem vertelde. Hij is zelf ook regisseur en wist dus dat hij mij toen
met rust moest laten.’
De film profiteert enorm van de
herkenbaarheid van het disco-drama Saturday Night Fever, waaruit verschillende
beelden in de film te zien zijn. Het was niet eenvoudig om die beelden in zijn
film te krijgen.
‘Ik moest met een heleboel mensen praten. Maar ze
waren allemaal erg aardig. Ik liet ze de film zien, want ik had alles al
opgenomen. Ze wilden zien in welke context ik de beelden had gebruikt. Je hebt
zoiets als fair use, dan mag je filmbeelden gebruiken zolang je er maar geen
geld aan gaat verdienen. Dat was bij ons natuurlijk niet het geval. Dus we
moesten betalen. Maar niet veel gelukkig. En daarna moesten we nog langs John
Travolta. Hij moest persoonlijk zijn toestemming verlenen. Hem hebben we ook
iets moeten betalen. Dat is bij wet vastgelegd. Maar ook Travolta was heel
vriendelijk. Hij vroeg het minimum; 200 dollar.’
De link die de jonge Chileense regisseur Pablo Larraín in het ijzingwekkende politieke drama Tony Manero legt met het Travolta-vehikel Saturday Night Fever is nu eens niet lacherig of nostalgisch, maar bloedserieus. Net als het hoofdpersonage Raúl. ‘Raúl is niet immoreel, hij is amoreel.’