‘De meeste kinderen komen uit de buik van hun moeder. Ik kom uit een vliegtuig.’ Aldus Koos Steggerda. Zo blank, blond en Fries als zijn naam klinkt , zo exotisch ziet de jongen eruit.
‘Wij zijn Indianen. Jij toch ook?’, zegt het musicerende groepje Peruanen dan ook dat de achtjarige Koos in het dorp tegenkomt. Koos heeft geen idee. Zijn queeste moet nog beginnen.
Nynke Klompmaker (44): ‘Het idee voor deze film kreeg ik toen ik een aankondiging las van een documentaire van Heddy Honigmann: De juiste naam, over kinderen die iets aan hun naam wilden veranderen. Er zat een jongen in en die heette Mark. Hij was geadopteerd uit Peru en wilde zijn indianennaam vinden. Dat vond ik meteen een prachtig gegeven. Je zult maar net de verkeerde naam hebben .’
De schrijfster is zelf tevreden. ‘Ja, Nynke past goed bij me. Het klinkt direct en noordelijk. Zo ben ik.’ Klompmaker heeft al eerder laten zien iets met namen te hebben. In de jeugdserie Sterke verhalen uit Zoutvloed die ze voor de VPRO schreef zat een meisje, Storm, en dat vond iedereen maar raar. Zijzelf ook. Liever heette ze Nathalie. Maar als ze die naam gebruikte, ging het steeds heel hard waaien.
‘Zoutvloed was het eerste dat ik voor televisie schreef, De Indiaan is mijn eerste film. Ik heb de scenario’s min of meer gelijktijdig geschreven, maar het zijn totaal verschillende verhalen geworden. De enige overeenkomst is de landschappelijkheid.’
In De Indiaan zoekt een door een Fries gezin geadopteerd Peruaans jongetje zijn echte naam. Voor debuterend jeugdfilmscenariste Nynke Klompmaker gaat de film vooral over verbondenheid.
Zoutvloed was soms griezelig, magisch, vreemd; De Indiaan is zo Hollands als maar kan. Met stoere vader Jaap die graag aan zijn motor sleutelt en een lieve opa met een brommer die goed kan zwemmen in de sloot.
Het contrast tussen dat schoongewassen Nederland en de warme, rode, mysterieuze wereld van de Peruaanse familie die de zoekende Koos ontmoet, is dan ook groot. Hij verbaast zijn nuchtere ouders met mededelingen als ‘Ik probeer naar mijn hart te kijken ’, ‘Echte indianen hebben een plek nodig voor hun rituelen’.
Klompmaker: ‘Nee, ik ben nooit in Peru geweest. Het zou geweldig zijn om daar eens rond te kijken.’ Ze kreeg haar informatie van Zoila Nanninga, een Peruaanse die tot haar dertigste in haar vaderland heeft gewoond en sinds twintig jaar in Groningen leeft.
‘Zij wist veel van het indiaanschap, dat overigens niets te maken heeft met cowboys, paarden en Amerika, maar vooral met een sterke verbondenheid met de aarde. De wereld waarop we leven is niet een ander ding dan wij, alles is een.’
In De Indiaan komen grote thema’s op een vriendelijke manier voorbij. Hoe weet je wie je bent? Houden je ouders wel echt van je? Vinden ze een baby uit de buik liever dan een geadopteerde zoon of dochter?
Die affiniteit met de kinderwereld bleek ook al uit de jeugdboeken die Klompmaker schreef: Ik ben veel liever zoals wij, een autobiografisch getint verhaal over hoe het is om een tweeling te zijn, en Met de honden mee, olé!, over de zoektocht naar de verdwenen zus van een overleden oma.
Veel familie. ‘Waar hoor je bij, waar wil je bij horen?, die vragen spelen een grote rol in mijn werk. En dat hoeft, zeker tegenwoordig, niet per se je familie te zijn. Nu gaan mensen meer zelf uitvinden met wie ze op dezelfde golflengte zitten. Ik denk dat mijn thematiek vooral met het tweelingschap te maken heeft. Dat is zó’n verbondenheid met iemand die je bijna per definitie begrijpt. Ik ging er als kind vanuit dat alle of de meeste relaties zo zijn. Later merkte ik hoe uitzonderlijk zoiets juist is.’
Voordat Klompmaker de pen ter hand nam, was ze invaller op een kinderdagverblijf, had ze administratieve baantjes, dacht ze aan een carrière als grafisch vormgever. ‘Tijdens een burnout zat ik thuis en zag de prentenboekfilmpjes die mijn zus en zwager samen maakten. Zoiets kan ik ook, dacht ik toen, en ik begon tweelingverhaaltjes te schrijven. Het was eerder gewoon niet in m’n hoofd opgekomen, ik had als kind nooit bedacht dat je kinderboekenschrijver kunt worden. Pas als volwassene kom je erachter dat je alles kunt worden wat je wilt. Nu is het ook nog zo dat ik niet in een wereld verkeer waar je scenarioschrijver wordt of iets anders creatiefs. De mensen om me heen hebben gewoon werk. Zijn onderwijzer, werken bij een woningbouwstichting . Praktische dingen. Maar sinds mijn eerste boek negen jaar geleden verscheen, schrijf ik.’
Een van de redenen voor Klompmaker om aan een filmscenario te beginnen, was een financiële. ‘Van die kinderboeken kan ik niet leven, dus ik zocht naar een manier waarop ik mijn schrijven wel te gelde zou kunnen maken. Ik ben dol op film, en het leek me dat daar meer mee te verdienen was. Ik volgde een scenariocursus en schreef als eerste project meteen een lange speelfilm, maar dat bleek veel te ambitieus te zijn. Toen realiseerde ik me dat ik met kortere dingen moest beginnen. Zo ontstonden de Sterke verhalen uit Zoutvloed. Toen ik daarmee bezig was kwam Cinema Junior ertussendoor, dat is een jaarlijkse wedstrijd voor jeugdfilmscenario’s. Mijn idee voor De Indiaan werd als een van de acht geselecteerd, waarna ik dat verhaal ben gaan uitwerken.’
In de laatste fase van het scenario kreeg Klompmaker hulp van de ervaren scenaristen Frank Ketelaar en Mieke de Jong. ‘Mieke zei: “Het script moet worden omgegooid.” Het spannendste, namelijk dat Koos naar Peru wil gaan, zat aan het begin, dus de opbouw was niet goed. Frank leerde me dat het nog te anekdotisch was, te veel uit losse hoofdstukjes bestond. De lange lijn dat Koos zich verstoten voelt was niet sterk genoeg aanwezig, terwijl zo’n onderstroom overal moet zitten.’
Ook regisseur Ineke Houtman had invloed. ‘Ik wil mijn hoofdpersonen geen erge dingen aandoen. Zij zette me er echt toe aan om Koos wat forsere zaken voor zijn kiezen te geven. Zoals de manier waarop hij erachter komt dat hij een broertje of zusje krijgt.’
Ideeën heeft Klompmaker genoeg, zegt ze, ‘meer dan ik kan uitwerken’, maar ze denkt goed na voordat ze ergens aan begint. ‘Wil ik hier echt al mijn tijd in steken? Want ik weet inmiddels hoe obsessief het is, zeker het schrijven een scenario. Je kunt er niks anders bij doen. Dat is goed voor het verhaal, maar ook lastig. Tijdens het schrijfproces droom ik over m’n verhalen, ik ben afweziger. Ik doe wel elke keer mijn best om naar de aarde te komen, maar de neiging is sterk om heel erg m ’n hoofd te worden, alleen nog maar uit gedachten te bestaan.’
Nu is Klompmaker bezig met het synopsis voor weer een kinderfilm: De reis van Wiep en Thijs. ‘Dat gaat over twee kinderen die op drift raken als hun moeder in de gevangenis zit. In gezelschap van een koe gaan ze naar haar op zoek.’
Schrijven voor volwassenen heeft Klompmaker nog niet gedaan. ‘Het lijkt me wel heel leuk. Maar ik kom steeds bij dat andere uit, daar sluit mijn fantasie makkelijker bij aan. Ik weet nog heel goed hoe het voelde om kind te zijn. Iets van de argeloosheid van toen is blijven hangen, net als het ervaren van de wereld vanuit bijgeloof of magisch denken. Als kind kijk je onbevangen en dat heb ik nog steeds wel geloof ik.’