Jenkins blijkt een moeilijk te spreken man te zijn. Alleen om half zeven ’s ochtends heeft hij even tijd voor een interview, vlak voordat hij aan het werk gaat. Zijn overvolle agenda is niet bepaald het resultaat van zijn succesvolle regiedebuut. Hollywood overspoelt hem niet met opdrachten, en hij reist ook al niet de halve wereld af om zijn film te promoten. Het heeft zelfs helemaal niets met film te maken. Jenkins heeft het namelijk te druk met simpel sjouwwerk voor een conventie van Apple, een baan op oproepbasis die hij simpelweg niet kan afslaan, omdat hij anders de huur niet kan betalen. Het is het tragische lot van talloze jonge, onafhankelijke filmmakers; zelfs voor een regisseur wiens film door de Amerikaanse pers haast unaniem de hemel werd in geprezen.
Medicine for Melancholy beslaat een etmaal in het leven van Micah en Jo, twee Afro-Amerikaanse jongeren die na een onenightstand onverwacht de dag met elkaar doorbrengen. Ze wandelen door San Francisco, discussiëren over interraciale relaties en aquariums, dolen zonder iets tegen elkaar te zeggen door het Museum of African Diaspora en draaien rondjes op een carrousel. De vergelijking met Richard Linklaters Before Sunrise, over een eendagsromance tussen een Amerikaan en een Franse studente in Wenen, is al snel gemaakt. Linklaters klassieker uit 1995 was, samen met onder andere Claire Denis’ Vendredi soir, een belangrijke inspiratiebron voor Jenkins: ‘Ik denk dat de 'stranger romance city’-film niet eens zou bestaan als Linklater die film niet had gemaakt.’
Met een aantal vrienden van de filmacademie en twee relatief onervaren acteurs – waarvan hij er een via internet vond – filmde Barry Jenkins in een schamele 15 dagen in zijn woonplaats San Francisco het prachtige lowbudgetdrama Medicine for Melancholy. Naar eigen zeggen voor de prijs van een auto.
In Amerika wordt Medicine for Melancholy toegeschreven aan de Mumblecore-beweging, een stempel die sinds 2005 wordt geplakt op zeer goedkoop gemaakte, digitaal geschoten, plotloze films waarin twentysomethings oeverloos ouwehoeren over relatieperikelen, indiemuziek en hun onvermogen om hun dromen na te jagen.
De beweging ‘ontstond’ in 2005 op het South by South West festival, waar drie films die aan de bovenstaande omschrijving voldoen werden vertoond. Kissing on the Mouth (Joe Swanberg), The Puffy Chair (Jay Duplass) and Four Eyed Monsters ( Susan Buice, Arin Crumley) werden door de soundmixer van de film Mutual Appreciation (Andrew Bujalski) als een grap omschreven als Mumblecore, een verwijzing naar het vele gemompel in de films. Toen Bujalski – een van de sleutelfiguren binnen de beweging wiens debuut Mutual Appreciations als het begin van Mumblecore wordt gezien – de term in een interview gebruikte, zaten ze er voorgoed aan vast.
Met de naam voor de beweging is eigenlijk niemand blij. Alternatieven variëren van Myspace Neo-Realism en Postgraduate Naturalism tot Slackavetes, een samentrekking van de slackerfilms van de jaren ’ 90 en John Cassavetes, de geestelijk vader van de Amerikaanse onafhankelijke cinema. Van een beweging of stroming willen de filmmakers liever ook niet spreken, maar hun verbintenis is onmiskenbaar, met als belangrijkste gemeenschappelijkheid dat het stuk voor stuk films zijn die extreem dicht bij de belevingswereld van de makers blijven.
Jenkins liet zich inspireren door berichten over de eerste Mumblecorefilms, die hem deden inzien dat je ook met een beperkt budget een film kan maken die nationale aandacht genereert. Jenkins: ‘Ik zei letterlijk: ik ga ook zo'n film maken, over twee mensen, in San Francisco, en we gaan er mee naar South by South West (SWSX), hét festival van de Mumblecore cinema. En dat is precies wat we hebben gedaan.’ Een Mumblecorefilm had hij echter bewust nog niet gezien toen hij zijn debuutfilm maakte: ‘We zagen dat die films al snel in een categorie werden gedrukt en niet beoordeeld werden op hun eigen merites. Wat we eigenlijk hebben gedaan is het motto van de Mumblecore gevolgd: heel klein, heel goedkoop.’
Het fundamentele verschil tussen Medicine for Melancholy en de Mumblecorefilms van het eerste uur is dat Jenkins een duidelijke politieke boodschap in zijn film heeft verwerkt, waar de rest blijft steken bij minimalistische niemendalletjes over de liefde. Centraal in MfM staat Micahs gevecht met zijn positie als jonge , zwarte alternatieveling in een San Francisco dat door gentrificatie (het opwaarderen van buurten en wijken) alsmaar blanker wordt. Jenkins: ‘Het is misschien cliché, maar ik wilde echt dat San Francisco het derde personage zou zijn. En daarvoor moest ik mijn eigen gedachten en ervaringen over hoe het is om een Afro-Amerikaanse man in San Francisco te zijn erin stoppen. Dat maakte de film extreem politiek, maar dat vond ik ook goed, want ik wilde dat het persoonlijk zou zijn.’
Jenkins heeft er net als zijn collega’s moeite mee om Mumblecore als een echte beweging te zien. Maar als het een beweging is, dan is het volgens hem nu in ieder geval alweer voorbij. ‘Ik denk niet dat mensen zullen stoppen met Mumblecorefilms te maken, net zoals er nog steeds films in de traditie van de Nouvelle Vague uitkomen. De eerste vier jaar van Mumblecore kan je beschouwen als een echte beweging, maar nu de meeste ‘leden’ al een aantal films op hun naam hebben staan, zie je dat ze esthetisch gezien enorm geëvolueerd zijn. Als je naar Alexander the Last kijkt, de laatste film van Joe Swanberg (zijn debuut Kissing on the Mouth uit 2005 wordt gezien als een van de primaire Mumblecorefilms) dan is het een hele andere stijl dan zijn eerdere films, en totaal anders dan de eerste Mumblecorefilms.’
Zelf ziet Jenkins de stijl en thematiek van Medicine for Melancholy niet per definitie in zijn volgende films terugkeren. Een van Jenkins’ droomprojecten, dat hij omschrijft als ‘een gestoorde sciencefictionfilm’, ligt dan ook mijlenver van het hyperrealisme van MfM vandaan.
Jenkins heeft een contract gesloten met Focus Features (productiemaatschappij van oa Lost in Translation) om het project verder te ontwikkelen, maar hij heeft weinig hoop dat hij binnen al te korte tijd kan gaan filmen. ‘Alles gaat zo langzaam in Hollywood, zeker voor iemand die net met een paar vrienden een eerste speelfilm heeft gemaakt. Mensen willen wel met je werken, en sommige deuren zijn geopend, maar elke stap moet je weer bewijzen dat je die sprong kan maken.‘
Zou hij dan ooit nog weer à la Mumblecore – extreem low budget, met een kleine crew – een film gaan maken? ‘Ik denk dat ik wel zal moeten. Ik zie het niet op een andere manier gebeuren. Was ik maar in Nederland, met al jullie filmfondsen.’