Met het beklemmende Das weiße Band scoorde Michael Haneke een prijzenhattrick in Cannes. Beschouwing en interview met een aimabel heerschap.

In hoeverre weerspiegelt een boek, muziekcompositie, schilderij of film daadwerkelijk zijn auteur? En is het überhaupt relevant? Meestal niet. Toch is het interessant, zoniet fascinerend, om soms grote discrepanties vast te stellen tussen werk en maker. Neem de in 1942 in München geboren en in Oostenrijk opgegroeide Michael Haneke.

Zwartgalliger dan zijn hoogst persoonlijke auteurscinema kan film nauwelijks worden. In Das weiße Band – subtiele subtitel: Eine deutsche Kindergeschichte – schildert de regisseur van Bennys Video, Code inconnu en Caché milieu en mores van een streng protestants boerendorp in Noord-Duitsland anno 1913/14. In het nog semi-feodale oord onder de knoet van baronhereboer en kerk doet een reeks zonderlinge en gruwelijke voorvallen de dorpelingen de adem inhouden. Als observator-verteller in dit verhaal, dat gaandeweg een bevreemdende en lugubere sfeer krijgt, fungeert de dorpsschoolmeester (Christian Friedel).

Lang tast de kijker in het duister omtrent daders en motief. De puzzel is louter dramaturgische motor voor iets anders: de chirurgisch secure ontleding van een verstikkend patriarchale plattelandsgemeenschap vol verzwegen misstanden. In nauwkeurig zwartwit werpt het met een Gouden Palm bekroonde Das weiße Band een subversieve blik in de door religie, dociliteit en opvoeding verwrongen menselijke psyche. Het tijdens de slotscène door hoofdrolspeler Christian Friedel uitgesproken laatste zinnetje nestelt zich als een teek onder de huid. Dus dringt, op een zonnige herfstochtend in Hôtel Crillon aan het Parijse place de la Concorde, de vraag zich op: hoe gespannen is de sfeer op een Haneke-set?

Poeslief
‘Helemaal niet,’ werpt de regisseur in gemoedelijk Oostenrijks-Duits meteen opgewekt tegen. ‘Concentratie is de eerste vereiste, zeker omdat tijdens de opnamen altijd alles en iedereen door elkaar loopt. Maar vooral voor de acteurs probeer ik een ontspannen, zo plezierig mogelijke ambiance te creëren. Acteursregie blijft voor mij het leukste aan het filmmaken , de rest is alleen maar stress. Mijn crew zegt vaak tegen me: “Je bent poeslief voor de acteurs, maar ons kwel je altijd.”’ Een aanstekelijke lach vult het vertrek. ‘Weet u, Ingmar Bergman maakte de somberste films en toch hadden ze op zijn set altijd lol. Dat is bij mij ook zo.’

Waarom werd voor een in het noordelijke Brandenburg spelend dorpsdrama de volvet Beiers sprekende acteur Josef Bierbichler als domeinbeheerder gecast? ‘Eerlijk, ik heb de rol geschreven omdat ik groot fan van hém ben. Onder de hedendaagse Duitse acteurs zijn maar weinig echte kerels zoals Josef. In Code inconnu speelde hij al prachtig een Franse boer, we moesten hem alleen nasynchroniseren. In de tijd waarin Das weiße Band speelt, reisden trouwens Duitse landgoedopzichters vaak voor hun werk. Wie bij de dagloners van nature de wind eronder had, kreeg de baan.’



Dat de precieze portrettering en het naturalisme van de spelregie meer dan eens herinneren aan de films van de in 2003 overleden Franse cineast Maurice Pialat (Police, Van Gogh), doet Haneke zichtbaar deugd . ‘Dat beschouw ik als een groot compliment. Het schijnt dat hij in de omgang een moeilijk type was, maar ik kende hem niet persoonlijk. Pialat ging altijd dieper, zocht de waarheid.’ [Peinst even] ‘Hij was exact.’ In Das weiße Band zit een prachtige oogstfeestscène waarin de schoolmeester danst met Eva (Leonie Benesch), het kindermeisje van de baron. Niet alleen is de korte scène tussen de twee discreet verliefden zo ongeveer de enige zonnestraal van de film, de 360- graden-pirouette van cameraman Christian Berger contrasteert frivool uitbundig met de anders zo geserreerde Haneke-stijl. Nippend aan zijn jus d’orange licht de regisseur toe: ‘Zoals met alles wat ik doe is die scène eerst op storyboard gezet. Geïmproviseerd wordt er niet, alles is en détail uitgedacht. Hier maakt de camera een volledige draai in tegengestelde richting van het dansende paar, het is een romantische scène en goed gelukt.’

‘Dat ik in zwart-wit wilde draaien wist ik al toen ik tien jaar geleden het eerste treatment schreef . Ons beeld van die tijd berust op zwart-witfoto’s en - films. In kleur filmen zou hetzelfde zijn geweest als liegen. Kijk naar films over de oudheid: de kleuren die worden gebruikt zijn verzonnen. Niemand weet hoe het er indertijd echt uit zag. Waarheidsgetrouwe cinematografie voor deze film viel niet mee, naturalistische belichting is vooral bij zwart-wit geen sinecure. Draai op je televisie de kleur maar eens uit een western, bijvoorbeeld uit Eastwoods Unforgiven: je ziet dat er alleen al van de gloed van het olielamplicht niks klopt.

In Das weiße Band zitten zo’n zestig digitale bewerkingen, er was heel wat te corrigeren. Niet alleen belichtingsfouten, ook anachronismen zoals typische ddr-daken. Die moesten beeldje voor beeldje digitaal worden geretoucheerd.’ En wat moeten we ons voorstellen bij de ‘dramaturgische Beratung ’ van Buñuel-co-scenarist Jean-Claude Carrière? Haneke: ‘Mijn eerste scriptversie van drieënhalf uur was veel te lang. In je eigen werk snijden doet pijn, daarom heb ik Jean-Claude gevraagd. Hij is een erudiete, volstrekt onijdele figuur wiens oordeel je accepteert. De samenwerking ging ook van een leien dakje: twee middagen de boel doornemen, discussiëren over dit eruit en dat erin en de zaak was beklonken. Geweldig.’



Onzevaders
‘Oorspronkelijk ging dit verhaal over een protestants kinderkoor waarvan de kinderen hun ouders straffen voor het zondigen tegen de absolutistische leer waarmee ze hun kroost opvoeden. Dat protestantisme is als basis in het scenario gebleven. Als gedoopt kind uit een Duits-Oostenrijks katholiekprotestants gezin heb ik altijd met verbazing gekeken naar het sobere elitarisme van de protestanten. Zij moeten zichzelf maar vergeven, de katholieken zeggen drie Onzevaders en hop: klaar. Dit is ook geen antichristelijk, maar een antireligieus verhaal dat even goed over de islam had kunnen gaan.’ Dat zou hoogst polemisch wereldnieuws zijn geweest. Toch is die film nog door geen serieuze regisseur gemaakt. Speelt daar de angstfactor mee? Haneke: ‘Misschien. Een dergelijke film moet door iemand uit de islamitische wereld worden gemaakt, maar daar is het niet mogelijk. En wij westerlingen weten er toch niet genoeg van, ik zou me bijvoorbeeld maar blameren. Waarschijnlijk ben je inderdaad als maker ook je leven niet meer zeker. En of zich voor zo’n project een producent laat vinden?’

Opnieuw lacht hij hartelijk wanneer hij te horen krijgt dat men na het zien van zijn films tot de conclusie zou kunnen komen dat Michael Haneke de grootste cynicus en misantroop ter wereld is. ‘Dat hoor ik vaker, maar nee hoor, ik ben een uiterst liefhebbend mens. Als u denkt dat ik cynisch ben, ziet u mijn films verkeerd. Ik zeg altijd: de ware cynici onder de regisseurs zijn diegenen die hun publiek bedriegen door hun de wereld als koek en ei voorspiegelen. Voornamelijk om er wat aan te verdienen. Voorbeeld? Tarantino! Z’n films zijn briljant gemaakt, maar ik vind ze verschrikkelijk. Iedere filmmaker heeft een morele verantwoording tegenover zijn publiek, slechts weinigen nemen die. Nee nee, ik ben niet cynisch, ik ben eerlijk.’