In zijn eerste scène in The Imaginarium of Doctor Parnassus, bungelt acteur
Heath Ledger (1979-2008) in een net pak aan een touw onder een brug in
Londen. Opgeknoopt aan zijn nek. Tamelijk morbide, erkent Terry Gilliam (1940
). ‘Ik besef dat het een zeer vreemd gevoel zal overbrengen op het
bioscooppubliek. En dan zegt Christopher (
Christopher Plummer, die dokter Parnassus speelt) ook nog eens: hij is dood
, laat hem toch met rust!’
Halverwege de opnames voor The Imaginarium of Doctor Parnassus overleed hoofdrolspeler Heath Ledger. Regisseur Terry Gilliam besloot zijn film toch af te maken.
De beelden aanpassen was geen optie, stelt de regisseur. ‘Dit is de film die Heath wilde en waaraan hij werkte. We hebben slechts aanpassingen gemaakt in de scènes waarin hij niet meer kon spelen, omdat het niet anders ging. De hangscène, die we overigens de allereerste dag al filmden, moest erin. Als ik die eruit had gehaald, zou Heath me hebben vermoord. Maar hij is dood trouwens, dus dat zou niet gaan.’
En dan volgt de liefdevolle bulderlach van Gilliam. De al ruim veertig jaar in Engeland woonachtige geboren Amerikaan is het type niet om ten overstaan van een handjevol journalisten al te sentimenteel stil te staan bij het verlies. Doden eert hij in de traditie van Monty Python, met wat humor. De dag na de wereldpremière in Cannes worstelt de regisseur met een enorme kater, en heeft hij zijn forse lijf in een soort kimono gehesen.
Vintage-Gilliam is het, zijn twaalfde speelfilm The Imaginarium of Doctor Parnassus. Een twee uur lang durend sprookje over een rondreizend circus, met een dwerg, een stokoude, onsterfelijke magiër; dokter Parnassus, diens tienerdochter, en een spiegel als poort naar een ander universum, waar de verbeelding van de bezoeker de indeling van het landschap bepaalt. Zanger Tom Waits speelt een variant op de duivel, mr. Nick, die achter Parnassus’ dochter aanzit. ‘Ik belde Tom voor iets anders, en hij vroeg me: heb je nog werk voor me? Ik zei: jawel, als de duivel. Doe ik, zei hij. Het script hoefde hij niet eerst te lezen. De duivel, dat was voldoende.’
Ledger, die eerder al te zien was in Gillams film The Brothers Grimm (2005), speelt hier de mysterieuze vreemdeling Tony, die Parnassus’ aan lager wal geraakte kermisattractie weer wat cachet probeert te geven. De Australische acteur, vorig jaar nog postuum geëerd met een Oscar voor zijn rol als joker in The Dark Knight, overleed aan een verkeerde mix van medicijnen, op een van de vrije dagen tussen de opnames – net terwijl Gilliams filmset van Londen naar Vancouver werd verplaatst.
‘Met Heaths overlijden was de film kapot ’, zegt Gilliam. ‘Alles was over, de financiële mensen stapten eruit. Ik was zo depressief dat ik niet meer kon werken.’ Zijn acteurs en cameraman haalden hem over om door te zetten. ‘Fuck you, lazy bastard! Dat zeiden ze. Je moet dit afmaken, voor Heath. Dus toen ben ik maar weer door gegaan. Het is natuurlijk gestoord, deze film. Wat doe je wanneer een cruciaal personage tijdens de opnames sterft? Zo’n film afmaken is bij mijn weten nooit eerder gebeurd. Ja, tijdens de opnames van Gladiator stierf Oliver Reed, maar die had een wat kleinere rol. Ik sprak Johnny Depp over Heath, en die zei: wat je ook nodig hebt, ik ben er. Die toezegging zorgde er voor dat de financiers niet wegliepen.’
Behalve Depp boden ook Jude Law en Colin Farrell zich aan, voor niks. Gedrieën vertolken ze nu de resterende scènes van Ledger. Zodra die, als zijn personage, door de magische Parnassus- spiegel de fantasiewereld binnenstapt, neemt een van de andere acteurs het over . ‘Het is een wonderlijke oplossing, maar het past wel in deze film met verschuivende realiteiten.’
Het benodigde budget voor The Imaginarium of Doctor Parnassus werd bijeengesprokkeld in Groot-Brittannië, Canada, Frankrijk, Duitsland, Italië en Japan. Niet in de Verenigde Staten. ‘ Vanaf het moment dat Heath aan boord kwam, dacht ik dat de financiering heel makkelijk zou worden. Heath was net klaar met opnames van The Dark Knight, iedereen sprak al over zijn rol als de Joker, die de filmwereld op z’n kop zou zetten. Maar er kwam niks los: Hollywood-executives zijn te stom om ook maar een klein beetje vooruit te kunnen kijken.’
Gilliam, opgegroeid in San Fernando Valley in Californië, voelt al sinds zijn jeugd een aversie tegen Hollywood; ‘de stad die enkel excuses verzint om geen films te maken’. Wel was hij op jonge leeftijd al vast van plan om regisseur te worden. ‘Maar ik bezat de gave niet om binnen het Hollywood-systeem te functioneren, en ik hield ook niet van de films die ze er maakten. Toen ik Kurosawa, Buñuel, Bergman en Fellini ontdekte, was dat niks minder dan een openbaring: Jezus, er is intelligent leven in film!’
Gilliam, die zijn filmcarrière in de jaren zeventig begon als animatiekunstenaar en enige Amerikaan binnen het Monty Python-team, is als filmer wel gewend aan enige tegenslag. Hij vocht als regisseur grote conflicten uit met producenten (onder meer over zijn door velen als meesterwerk beschouwde Orwelliaans dystopische science fiction-film Brazil, uit 1985) en zag het artistiek geslaagde The Adventures of Baron Munchhausen (1988) commercieel dramatisch floppen. Zijn eveneens peperdure filmproductie The Man Who Killed Don Quixote, over die andere grote held en collega-fantast, werd in 2000 na een week opnames gestaakt nadat een overstroming de filmset had verwoest, en de hoofdrolspeler was geveld door een hernia. Over de mislukte film werd door de making of-crew op de set een klassieke documentaire gemaakt: Lost in La Mancha.
Maar ook die Quixote-verfilming zal Gilliam uiteindelijk vervolmaken. Hopelijk zelfs begin dit jaar, Robert Duvall wordt genoemd voor de hoofdrol. ‘We hebben na een lange strijd het script terug uit de handen van de advocaten en het moet mijn volgende film worden. Ik ben mijn leven lang al gefascineerd door Quixote. Hij is iemand die niet accepteert dat de wereld is zoals men het hem voorschotelt. Quixote is weliswaar gek, en heeft het meestal fout, maar hij schept wel een interessantere wereld. Dat is wat ik ook tracht, als filmer. Quixote’s verhaal is ook actueel in deze tijd, waarin de media dicteert wat de wereld is, en de meeste mensen blij zijn om die visie zonder meer te accepteren, want dat is makkelijker. We worden dagelijks overspoeld met informatie, feiten en al die shit, maar het merendeel heeft niks met ons leven te maken. Hoe ontsnap je eraan? Daar gaan vrijwel al mijn films over.’
Zijn voorlaatste film, Tideland (2005), een duister ontsporende fantasie over een meisje en haar heroïneverslaafde ouders, was niet enthousiast ontvangen. ‘Mensen haatten die film. Iedereen noemde het zwart en verschrikkelijk, terwijl ik meende dat er toch ook iets van levenslust uit sprak. Kennelijk kan ik mijn eigen oordeel niet helemaal vertrouwen.’
Aan de andere kant. ‘Toen Brazil uitkwam, liep de helft van het publiek weg tijdens voorstellingen. Mensen zeggen nu allemaal tegen me: o, Brazil, dat was een grootse film. Nou, toen niet hoor. Kennelijk verschuift dat ook wat met de tijd. Soms weet ik zelf ook niet waarom ik maar weer doorga met filmen. Ik ben met een veer opgedraaid als kind, vermoed ik. Echt, zo opgewekt als ik me publiekelijk toon, ben ik thuis helemaal niet. Tijdens dit soort interviews acteer ik mezelf een beetje, speel ik een vrolijker variant op Terry.’
Hij voelt zich verbonden met de zelfverzonnen figuur doctor Parnassus. ‘De hele film begon met het idee van een reizend theater, uit verloren tijden, dat opduikt in een moderne stad. Ik voelde me al een tijdje depressief, een beetje zoals die oude Parnassus. Niemand wil zijn verhalen, of die van mij, meer horen en blablabla – zelfmedelijden is het natuurlijk.’
Voor het script gooide hij, samen met
scenarist
Charles McKeown (Brazil, The Adventures of Baron Munchausen), al hun oude,
nooit afgemaakte ideeën op een hoop. ‘Zie het als stelen uit je eigen werk. Die
losse, spontane manier van werken, waarbij het verhaal in principe elke kant op
mag gaan, zoals in
Time Bandits (1981) en bij Monty Python, was ik over de jaren wat
kwijtgeraakt.’
Kinderen kunnen zijn films soms makkelijker volgen
dan volwassenen, is zijn ervaring. ‘Zelfs al maak ik ze niet bewust voor hen.
Volwassenen lijken soms bij elke onverwachte wending in paniek te raken; waar
gaat dit heen, waar gaat deze film over? Dat heb ik altijd een totaal verkeerde
manier gevonden om mijn werk te ervaren. Je hoeft in mijn films helemaal niet
alles te begrijpen.’