Omdat hij en zijn vriendin ‘even uit elkaar’ zijn, moet de beroemde Britse
komiek
Steve Coogan op zoek naar iemand anders die met hem meegaat op een al eerder
afgesproken culinaire reis door Engeland. Dat wordt uiteindelijk collegavriend
Rob Brydon, een komiek uit Wales. Er is een geweldige rivaliteit tussen de
twee, die zich vooral uit in een eindeloze reeks imitaties, waarbij vooral die
van
Michael Caine (‘She was only sixteen years old...’) en Al Pacino (‘Whadda ya
got?’) opvallen.
Dat is in het kort het verhaal van de zesdelige
Britse comedyserie The Trip, die werd bedacht en geregisseerd door filmmaker
Michael Winterbottom. Voor wie het niet wist: Coogan en Brydon bestaan echt, en
zijn ook beiden komiek. De serie is in zekere zin het vervolg op Winterbottoms
A Cock and Bull Story (2005), waarin Coogan en Brydon ook al zichzelf
speelden.
De serie, die nu in een ingekorte versie in de bioscoop
komt, was een groot succes in Engeland en Coogan kreeg eind mei een Bafta – de
belangrijkste Britse film- en televisieprijs – voor zijn rol als Steve Coogan in
The Trip. Via de telefoon vraag ik hem wat hij na het winnen van de Bafta tegen
vriend en collega Brydon zei.
De Britse comedyserie The Trip van Michael Winterbottom, over een culinaire reis van de komieken Steve Coogan en Rob Brydon, is ingekort tot een bioscoopfilm. ‘Soms was de sfeer na de opnamen om te snijden.’
Coogan: ‘Ik zei tegen hem dat ik, als het had gekund, een stukje van de prijs zou hebben afgehakt en hem dat hebben gegeven. Niet precies door de helft, maar een stukje. We hadden de avond voor de uitreiking nog doorgenomen wat de slechtst denkbare uitslag zou zijn, want de serie was zelf ook genomineerd voor een Bafta, net als een van de televisieshows van Rob. Uiteindelijk won de serie niet, net zomin als Robs televiseshow; alleen ik won. En dat was volgens Rob de slechtst denkbare uitslag ! Haha.’
Wat zou de film-Coogan tegen de film-Brydon hebben gezegd?
‘Die zou de jury hebben gecomplimenteerd met de keuze. Dat ze voor kunst in plaats van vermaak hadden gekozen.’
Jullie spelen in de serie jezelf, en natuurlijk ook weer niet.
‘We hebben bepaalde eigenschappen uitvergroot, maar er zit wel degelijk iets van waarheid in. Ik ben vier, vijf weken met Rob door het land gereisd en in die tijd gingen we behoorlijk harmonieus met elkaar om. Maar dat is niet grappig, en dus hebben we een karikatuur van onszelf gemaakt. De verschillen aangescherpt. Heel veel van wat je ziet was geïmproviseerd. Meestal hadden we de dag ervoor bedacht waar we het over zouden hebben.’
Hoe hou je zoiets fris voor de camera?
‘Het beste was als we erachter kwamen dat we het ergens oneens over waren, want dan konden we dat een dag later voor de camera uitvechten. Dan maakten we die discussie expres niet af, maar bewaarden dat voor de opnamen. We wisten niet altijd waar het heen zou gaan, maar ons instinct vertelde ons dat we op de goede weg waren.’
Was u soms verrast door welke kant het opging?
‘We hadden van te voren afgesproken dat we elkaar moesten kunnen beledigen, dat we ongemakkelijke opmerkingen mochten maken over elkaars keuzes en carrière. Er waren geen no go areas, maar we hadden wel afgesproken dat je kon aangeven wanneer iemand te ver ging. Dat heb ik ook een paar keer gedaan. Net als Rob. Soms was de sfeer na de opnamen om te snijden .’
Wie was beter in beledigen?
‘Ik denk hij, want ik voelde me iets vaker beledigd.’
Grappig, ik zou net andersom hebben gedacht…
‘Echt? Ik ben ook iets sneller beledigd. Rob neemt het leven wat lichter op. Ik ben wat introspectiever. Niet dat Rob een idioot is, natuurlijk, maar hij is waarschijnlijk gewoon een stuk gelukkiger dan ik ben. Want niet wil zeggen dat ik me dus heel miserabel voel, hoewel ik dat weer wel doe in The Trip… Laten we het maar hier op houden: In The Trip en in werkelijkheid is Rob iets gelukkiger dan ik.’
De harde waarheden vliegen vaak over tafel, moest u in therapie na de opnamen?
‘Haha. Spelen in The Trip was mijn therapie! En daar was ik vooraf nog het meest bezorgd over. Dat de serie alleen voor ons zelf leuk was. Maar Michael Winterbottom wist ons ervan te overtuigen dat het niet alleen navelstaren was, maar dat het ook bij anderen zou resoneren. Je ziet twee veertigers die proberen hun leven te begrijpen, en dan doet het er niet meer zo veel toe dat we onszelf spelen.’
Hoewel dat ook weer veel verwarring kan veroorzaken.
‘Dat klopt, maar het feit dat onze vrouwen werden gespeeld door actrices, en dat ook mijn ouders werden gespeeld door acteurs, herinnerde ons er wel steeds aan dat we het niet zelf waren.’
Zou u de filmversies van Steve Coogan en Rob Brydon vrienden noemen?
‘Ja, ik geloof het wel. Echte vrienden kijken anders tegen de wereld aan. Het maakt het leven veel interessanter als je je omringt met mensen die niet over alles precies het zelfde denken. Echte vriendschap is uitdagend.’
Bij goede vriendschappen is er altijd wel één ding waar je elkaar helemaal in kunt vinden .
‘Bij ons zijn dat de imitaties, denk ik. Ik ben niet zo gek op imitaties, omdat ik mijn carrière ooit zo begonnen ben en vind dat ik dat een beetje achter me gelaten heb. Maar stiekem vind ik imitaties nog steeds ongelooflijk leuk. Net als Rob.’
De humor in de serie is
soms hard en ongemakkelijk.
‘Daar hou ik van. Tijdens de
improvisaties koos ik meestal niet de gemakkelijke grap, maar stuurde ik het
gesprek liever een ongemakkelijke kant op. Dat is spannender, stimulerender. En
volgens mij typerend voor mannen. Vrouwen houden niet van ongemakkelijke humor.
Ik heb toen ik Alan Partridge deed vaak gehad dat er stelletjes op me afkwamen
en dat dan de man zei dat hij het fantastisch vond, terwijl zijn vrouw zei dat
ze er niets aan vond. Of dat ze er niet eens naar had willen kijken. Ik weet
niet goed waarom…’
U hebt ooit gezegd dat u niet eens in staat
bent een sympathiek personage te spelen…
‘Tsja. Ik speel liever
mensen die niet helemaal sporen. Nee, laat ik eerlijk zijn. Ik weet niet eens
hoe je een sympathiek, ondubbelzinnig heldhaftig personage moet spelen. Ik heb
bewondering voor mensen die dat wel kunnen. De George Clooneys en Harrison Fords
. Maar ik snap er niets van.’