Een Golden Globe is al binnen, de Bafta, de Britse Oscar, zal wel volgen en ook voor de echte Oscar is hij de belangrijkste kandidaat: Colin Firth, voor zijn rol in The King’s Speech.
Maar dat weet de Britse acteur allemaal nog niet wanneer ik hem afgelopen september in Toronto spreek. Dat de film goed is gevallen weet hij wel, want een dag voor het interview, op zijn vijftigste verjaardag nota bene, was de officiële première. Vooraf aan de film werd hij door het publiek toegezongen, na de film volgde een staande ovatie.
En ook tijdens de persscreening een paar dagen eerder waren er soortgelijke taferelen. The King’s Speech – op papier een historisch kostuumdrama – is in de regel geen film waar doorgewinterde filmjournalisten enthousiast over worden. Maar ook nu volgde er na de film een stevig applaus, van een duidelijk aangenaam verrast publiek.
The King’s Speech is inderdaad een historisch drama. Over de Britse prins Albert die zijn verschrikkelijke gestotter moet overwinnen, omdat hij – na het aftreden van zijn broer, Koning Edward viii in 1936 – het Britse volk veilig door de Tweede Wereldoorlog moet leiden. En leiders stotteren niet.
Maar de film is nog zoveel meer. Een familiedrama over het lelijke eendje van de familie bijvoorbeeld, en een film over klasse en afkomst, want de therapeut die Albert van zijn gestotter moet afhelpen is een ongediplomeerde Australiër. Maar bovenal is The King’s Speech een film over twee totaal verschillende mannen die tot hun eigen verbazing elkaars beste vrienden worden. En tijdens dit alles zal er gelachen en gehuild worden. The King’s Speech is een klassieke crowd pleaser.
Wist de acteur dat hij goud in handen had toen hij bezig was met de opnamen voor de film?
Firth: ‘We hadden wel het idee dat we met iets moois bezig waren, maar er kon nog zoveel misgaan…’
Zoals?
‘Als ik het even alleen over me zelf heb. Ik speel een man die niet goed kan praten, en wil je daar als publiek wel naar luisteren? Ga je echt negentig minuten zitten kijken naar een man die een uur nodig heeft om één woord te zeggen? Ik moest ook goed opletten dat ik van die stotterende prins geen karikatuur zou maken. En dan moesten we nog de oorzaak van al dat gestotter aan de kaak stellen. De relaties met zijn dominante vader en losbollerige broer. En is dat het soort pijn dat mensen willen zien? Nee, er kon echt van alles misgaan . Maar dankzij Tom [Hooper, de regisseur] en Geoffrey [Rush, die de onconventionele therapeut Lionel Logue speelt] is dat niet gebeurd.’
The King’s Speech is een historisch drama over twee totaal verschillende mannen die tot hun eigen verbazing elkaars beste vrienden worden. Hoofdrolspeler Colin Firth is Oscarfavoriet.
Heeft u met Hooper gesproken over de valkuilen?
‘Eindeloos. Hij belde me heel vaak op en legde me van alles voor. Hij vond het heerlijk om elke scène uit te pluizen. Als we naar een locatie gingen zorgden we er altijd voor dat we samen in één auto zaten, zodat we door konden gaan met over de film te praten. Het werd bijna obsessief. En ook Geoffrey kwam regelmatig bij mij thuis . Zogenaamd toevallig, ’s middags voor de lunch, maar dan zaten we weer de hele dag onze personages te bespreken.’
Waren Geoffrey en u al vrienden voor de film?
‘We kenden elkaar van Shakespeare in Love, en de samenwerking was heel prettig toen, maar echte vrienden, nee.’
Je hebt films waar acteurs verliefd op elkaar worden op de set. Brad Pitt en Angelina Jolie, enzo. Gebeurde dat ook een beetje tussen u en Rush?
‘Ik denk dat je dat wel kan zeggen, ja. Haha.’
Een camera pikt zoiets altijd op…
‘Op een goede repetitie gebeuren veel ongelukjes . Je ontdekt iets bij toeval, loopt ertegenaan. En een goede repetitie zorgt ervoor dat er vaker ongelukjes voorkomen. Neem Logue en Bertie [prins Albert, Firth zelf]. Bertie wil vasthouden aan de oude, mechanische behandelwijzen die hij kent, maar Logue gelooft daar niet in, hij denkt dat hij Bertie alleen via zijn hart en hoofd kan genezen. Maar Logue stemt er mee in, omdat hij verwacht dat tijdens al die oefeningen het ijs tussen de mannen zal breken.’
Het zijn hilarische scènes, vooral die waarin u beiden de gezichtsspieren moeten losmaken. Bij Bertie beweegt bijna niets en bij Logue flapt het vlees alle kanten op.
‘Ja, je kunt heel goed zien hoe gesloten en gespannen ik daar nog ben. En Logue is helemaal los. Op de set grapte Geoffrey daar altijd over dat hij hoopte dat daar nooit een 3d-versie van gemaakt zou worden, haha. De oefeningen zijn Logue’s manier om vriendschap te sluiten. Via de achterdeur. We rollen over de vloer, schreeuwen naar elkaar, tot we elkaar vertrouwen en Logue kan vragen naar mijn relatie tot mijn vader en broer. De genezing komt door de vriendschap. En het maken van een film lijkt daar wel op. Geoffrey en ik hebben heel hard gewerkt aan de film, geschaafd aan het script, scènes besproken, maar wat er eigenlijk gebeurde is dat we vriendschap sloten, een verbond. En toen we samen op de set stonden en onze personages speelden, werd die vriendschap zichtbaar.’
Ging het maken van The King’s Speech anders dan bij andere films?
‘Het was enerverend, confronterend en uitputtend. Alsof we bezig waren met een bokswedstrijd.’
Waarom uitgerekend deze film?
‘Ik weet niet wie er mee begon, maar dat was hoe we gingen werken. We hadden allemaal iets van: we gaan ervoor. Geoffrey kwam eerder over uit Australië, en we begonnen al een week voor de afgesproken tijd met de repetities. Ik heb een maand lang mijn vrouw en kinderen niet gezien, en dat terwijl we de film opnamen in Londen, waar ik nota bene woon!’
Had het feit dat u iemand van het koninklijk huis speelde iets maken met dat fanatisme?
‘O, helemaal niet. Tuurlijk, ik hou rekening met het feit dat ik iemand speel van wie de kinderen en kleinkinderen nog leven [Albert is de vader van koningin Elizabeth II], maar dat heeft niets te maken met hun status. Ik ben geen monarchist. Ik heb wel speciaal een verhaal voor mijn filmkinderen geschreven, want ik ben zelf vader en vertel graag verhalen aan mijn kinderen. Ik heb maar vier scènes in de film met mijn dochters en ik vond dat die uit mijn hart moesten komen. Ik zie te vaak in films hoe gekunsteld de relatie tussen een vader en zijn kinderen is. Je kan bijna zien dat ze die kinderen pas diezelfde dag hebben ontmoet, en dat het eigenlijk verwende ettertjes zijn die je helemaal niet aan je borst wil drukken ...’
Humor speelt een opvallende rol in deze film. Ik moest in de eerste twintig minuten zo hard lachen, dat ik me bijna begon af te vragen of we niet te ver weg van het drama zouden komen…
‘Zeker, en je vroeg in het begin waar we allemaal bang voor waren, ook dit was een van de gevaren. Maar we hadden elkaar om dat van alle kanten te bekijken. Er was geen dag waarop Tom, Geoffrey en ik niet tegen elkaar zeiden: god, ik maak me zorgen om… Dat het te zwaar werd, bijvoorbeeld, of te licht op het verkeerde moment. Soms zaten we daar uren over te praten voordat de camera’s begonnen te draaien.’
Derek Jacobi speelt de aartsbisschop in The King’s Speech, maar we kennen hem natuurlijk nog als de stotterende keizer in de televisieserie I Claudius. Jacobi zei dat hij na de opnamen voor die serie zelf begon te stotteren.
‘Hij heeft mij daar inderdaad voor gewaarschuwd, en het gebeurde ook een beetje. Ik weet nog dat ik bezig was met de promotie voor A Single Man, en dat ik begon te stotteren tijdens interviews en in verschillende toespraken. Ik schrok me rot. Maar Jacobi had me ook verteld dat het stotteren weer weg zou gaan, en hij had gelijk.’