Neds, oftewel Non-Educated Delinquents, zo heten in Schotland de
straatschoffies die een buurt terroriseren met geweld en kleine criminaliteit.
Acteur/regisseur Peter Mullan maakte er een film over. Hij schreef ook het
scenario, want Mullan kent de wereld van de Neds goed; hij was er zelf een. Als
achttienjarige schreef hij er al eens een toneelstuk over. ‘Maar dat leek niet
op de film,’ zegt Mullan door de telefoon vanuit woonplaats Glasgow. ‘Misschien
een paar personages, maar ik kan me het toneelstuk niet meer zo goed herinneren
. Ik kan het namelijk niet terugvinden.’
Mullans film speelt zich
af in het Glasgow van de jaren zeventig en gaat over de jonge John McGill. Een
pienter ventje in een foute omgeving. Vader drinkt en vernedert zijn gezin,
grote broer heeft zijn eigen straatbende. John probeert zich voor de negatieve
invloeden af te sluiten, maar dat blijkt onmogelijk.
Waarom
wilde u na ruim dertig jaar terug naar die periode?
‘Omdat we hier
in Glasgow op het moment veel last hebben van knife crimes. Veel mensen van mijn
leeftijd roepen dat zoiets vroeger niet gebeurde, maar ik weet beter. Ik heb
het zelf gezien.’
Neds is dus autobiografisch?
‘Ik
noem het liever persoonlijk, niet autobiografisch. Ik ben John niet, en de
gebeurtenissen in de film zijn mij niet overkomen. Maar sommige personages zijn
gebaseerd op mensen uit mijn jeugd, en sommige dingen in de film zijn ook echt
gebeurd.’
Acteur/regisseur Peter Mullan maakte een film over straatschoffies in het Glasgow van de jaren zeventig. Hij was er ooit zelf een.
Peter Mullan in Neds
U speelt zelf de vader van John, was die gebaseerd op uw eigen vader?
‘Ja. Het is geen imitatie, maar het was wel mijn vader. Alleen was mijn eigen vader in het echt nog veel erger.’
Erger dan de bruut in de film, een huistiran die de hele tijd zijn gezin vernedert?
‘O ja, een stuk erger.’
Hoe was het om hem te spelen?
‘Het was grappig genoeg wel fijn om hem te spelen. Want ik wist nooit wat hij zou gaan doen. Een heleboel van wat je in de film ziet stond niet in het script.’
U liet zich op de set bijna overnemen door de herinnering aan uw vader?
‘Nee, het bleef toch wel een personage. Wat me het meest verbaasde toen ik hem speelde, was dat ik toen pas begon te begrijpen hoe gestoord, hoe ziek mijn vader was. We hebben thuis altijd geweten dat hij een dronken sadist was, die heel gemene psychologische spelletjes met ons speelde, maar totdat ik het personage speelde heb ik nooit beseft hoe verknipt hij was.’
Op een gegeven moment vraagt hij aan John of hij hem wil afmaken. Eigenlijk een heel emotioneel moment…
‘O ja, dat is ook verschrikkelijk. Mijn vader vroeg dat ook de hele tijd aan mij. En ik wist als kind natuurlijk wel dat er iets niet klopte, dat het raar is als je vader zoiets aan je vraagt, maar ik dacht altijd dat dat door de alcohol kwam. Pas toen ik hem speelde besefte ik wat een trieste en gebroken man hij was.’
Leeft hij nog?
‘Nee, hij is overleden toen ik zeventien was. En mijn moeder toen ik 34 was. Ik denk niet dat ik deze film had kunnen maken als ze nog hadden geleefd.’
En hoe reageerden de broers en zussen [Mullan heeft er in totaal zeven] op de film?
(korte stilte) ‘Eén zus heeft de film nog niet gezien. Ze wil hem niet in de bioscoop zien, maar op dvd, in de beslotenheid van haar eigen huis. Alle andere broers en zussen hebben hem wel gezien. En ze weten wat het is . Het is een impressie. Ze herkennen details, maar weten dat de rest fictie is .’
Is John een slachtoffer?
‘Nee nee, dat zou
hem vrij pleiten. Het is natuurlijk wel unfair dat hij leeft in een tijd en een
systeem waarin zijn omgeving lage verwachtingen heeft van arbeiderskinderen.
Maar het moment dat hij overgaat tot geweld, dat hij een blok beton oppakt en op
iemands hoofd laat vallen, is het moment dat mijn sympathie verdwijnt.’
U heeft ook in een bende gezeten, heeft u ooit zoiets gedaan?’
‘Ik
ben er heel dichtbij gekomen, moet ik toegeven.’
Heeft u ooit
met een betonblok in uw handen gestaan?
‘Nee, maar wel andere dingen
. Ik schrok heel erg van mezelf. Gelukkig was ik nog net genoeg bij zinnen om te
beseffen dat ik daar weg moest. Ik wist dat als ik iemand anders iets zou
aandoen, dat ik daar niet mee zou kunnen leven. Ik zou mezelf van kant hebben
gemaakt.’
Hoe is het u gelukt de bende te verlaten?
‘Ik ben eruit getrapt. Haha. Ik was veel te extreem, en ik gebruikte veel te
moeilijke woorden. Ik was een heel verwarde jongen van veertien. Het beste wat
me kon overkomen is dat ze me uit de bende hebben geknikkerd. Ik was een jaar
niet naar school geweest, maar nadat ik uit de bende was gezet ben ik
teruggegaan naar school.’
Met John loopt het heel anders af. Wat
ons brengt bij het bijna surrealistische einde, dat haaks staat op de sociaal-
realistische sfeer van de rest van de film…
‘Grappig hè? Ik krijg er
altijd een kick van, en dat mag natuurlijk niet, als jongens na de film op mij
afstappen en vragen wat ik met dat einde bedoel. De film is een groot succes in
Schotland en trekt ook heel veel jongens die je neds zou kunnen noemen.
Een paar dagen geleden nog kwamen vier jongens op me af die de film op een
illegale dvd hadden gezien. Ze hadden ruzie gemaakt over dat einde. Eentje had
een verklaring, maar de andere drie waren het er daar niet mee eens. En ze
wilden dat ik zou zeggen wat dat einde betekende. Maar dat kon ik niet. Echt
niet. En ze werden daar heel boos over. Ze snapten niet hoe ik het geschreven en
gemaakt had en toch het antwoord niet wist.
Ik heb toen maar W.B. Yeats
, de dichter, geciteerd. Die zei ooit tegen een mevrouw die wilde weten wat hij
met een bepaald gedicht bedoelde: “Toen ik het schreef wisten alleen God en ik
wat het betekende. Nu weet alleen God het nog.” Hahaha.’