De Canadese cultregisseur David Cronenberg (1943) is de ongekroonde koning
van de ‘body horror’. Van zijn hand zijn genreklassiekers als
Videodrome,
The Fly en
Crash, films waarin de angst voor het eigen lichaam centraal staat. Het was
dan ook even schrikken toen hij op het afgelopen festival van Cannes Cosmopolis
presenteerde, een film over ongebreideld kapitalisme. Gebaseerd op het
gelijknamige boek van de Amerikaanse auteur Don DeLillo.
Tijdens het draaien van Cosmopolis, over een New Yorkse valutaspeculant die miljarden verliest, werd de film ingehaald door de werkelijkheid van de financiële crisis. David Cronenberg: ‘Het was soms net alsof we een documentaire maakten.’
David Cronenberg met Robert Pattinson op de set van Cosmopolis
De film volgt een dag lang de jonge miljardair Eric Packer, die in een langgerekte limousine dwars door New York City rijdt. Die limo is zijn kantoor, zijn huis, zijn leven. De een na de ander stapt binnen. Voor seks, een medisch onderzoek, of om te praten over geld. Want Packer verliest die dag miljarden met valutaspeculaties. Af en toe probeert ook de boze buitenwereld binnen te dringen, want in New York wordt massaal geprotesteerd tegen de ‘foully and berserkly rich’.
Grappig genoeg is geld ook het eerste waar Cronenberg aan denkt als ik hem daags na de wereldpremière van Cosmopolis vraag wat de grootste uitdaging was bij het omzetten van boek naar film.
Cronenberg: ‘Het lastigst was om de film gefinancierd te krijgen. Zoals altijd bij een film die anders, moeilijk en niet echt commercieel is. Natuurlijk kost het tijd en kopzorgen voordat je weet hoe je bijvoorbeeld de scènes in de limousine moet filmen, maar dat is onderdeel van mijn werk. Creatief gezien was het eigenlijk een feest. Nee, ik praat er niet graag over, maar financiering en logistiek zijn de dingen die je als regisseur de meeste energie kosten.'
U schreef zelf het scenario. Waarom wilde u juist DeLillo’s boek verfilmen?
‘Vanwege de dialogen. Ik heb meer boeken van DeLillo gelezen en wordt elke keer weer gegrepen door zijn stijl. We hebben het vaak over Pinter en zijn pintereske dialogen, maar de dialogen van DeLillo vallen wat mij betreft in dezelfde categorie. Levensecht, en toch heel gestileerd. Uniek. Iets wat ik nog nooit in een film heb gehoord.’
Vond u dat niet eng?
‘O nee. Ik vond het juist opwindend dat ik als eerste die dialogen zou kunnen laten horen in een film, want nog niet eerder werd een van zijn boeken verfilmd . En ik wist zeker dat het ging lukken, want in de eerste versie van het scenario schreef ik gewoon alle dialogen uit het boek over. Ik las ze door en stelde me de vraag: Is dit een film? Het antwoord was duidelijk: Ja! En ook nog eens een film die ik zelf wilde maken.’
Het lot hielp een handje , want de financiële crisis volgde op het boek [uit 2003, GB] en eigenlijk ook op de film.
‘Ja, ongelooflijk. Dat was heel onwerkelijk. Toen we begonnen bestond er helemaal niet zoiets als de Occupy-beweging. Dat begon tijdens de opnamen. In een studio in Toronto maakten wij opnamen van antikapitalistische opstanden in New York, terwijl op dat zelfde moment in New York antikapitalistische opstanden bezig waren. Het was soms net alsof we een documentaire maakten.’
Werd u beïnvloed door de werkelijkheid?
‘Nee, want het boek en ook de film hebben hun eigen werkelijkheid. Je creëert een parallel universum dat immuun is voor de werkelijkheid. Het gaf ons wel het vertrouwen dat we bezig waren met iets dat actueel en noodzakelijk was.’
Was het moeilijk de juiste acteur voor Eric te vinden?
‘Het is een
kwestie van eliminatie. Hoe oud is die jongen? 28? Ok, dan vallen er al heel
veel namen af. Een Amerikaan? Nog meer afvallers. En omdat het voor een
onafhankelijke film best een dure productie was, moesten we ook een ster hebben
. Zodat het geld kon worden terugverdiend. Uiteindelijk stond er nog één naam op
de lijst:
Robert Pattinson. En toen moest ik hem nog zover krijgen dat hij mee wilde
doen. Het is een moeilijke rol, met veel dialoog. En hij vroeg zich af of hij
dat wel aankon. Het is namelijk een heel aardige jongen, met een klein ego. Ik
moest hem er echt van overtuigen dat hij fantastisch zou zijn.’
Hij heeft misschien een klein ego, maar hij is wel een grote ster. Was u niet
bang dat dat de film zou overvleugelen?
‘Helemaal niet. Ik werk
namelijk niet met de ster van
Twilight, maar met een echt mens. Die elke dag netjes naar zijn werk komt.
Op de set hebben we even geen last van de media en kunnen we gewoon aan het werk
. Net als mensen die gaten graven of huizen bouwen. Alleen bouwen wij aan een
film.’
De belangrijkste les die Eric in de film leert is dat hij
moet accepteren dat het leven niet voorspelbaar is. Dat er altijd onverwachte
zaken zullen gebeuren. Asymmetrie heet dat in de film. Houdt u van asymmetrie op
de set?
‘Ja. Iedereen die het lichaam kent weet dat het niet
symmetrisch is. Alles wat organisch is, is asymmetrisch. Dingen die perfect
symmetrisch zijn, zijn kunstmatig. Onecht. Als kunstenaar accepteer je dat je
films niet perfect zijn. Die imperfectie is juist het bewijs dat de film
organisch is. Levend. En dat is wat ik wil.’
En zo is ook
Cosmopolis uiteindelijk toch een typische Cronenberg-film is geworden.