Pieter-Rim de Kroon maakte de documentaire V.I.S.S.E.N. ‘Al vroeg wist ik dat ik me niet alleen wilde verplaatsen in de visser, maar ook in de vis.’

'Er zijn iets van anderhalf miljoen mensen in Nederland die meer dan één keer per jaar vissen. Als al die mensen naar mijn film komen hebben de Nederlandse filmtheaters een goed jaar.’ Dat zegt filmmaker Pieter-Rim de Kroon lachend als ik hem vraag naar de doelgroep voor zijn documentaire V.I.S.S.E.N. De film werd 28 mei jl. al uitgezonden op Nederland 2, maar distributeur Amstel Film verwacht dat mensen de film ook op het grote doek zullen willen zien.

Waarom heet de film eigenlijk V.I.S.S.E.N? Met puntjes tussen de letters?
De Kroon: ‘Heel goed dat je je dat afvraagt, want dan heb ik als filmmaker de eerste slag al gewonnen. Namelijk dat de kijker zich iets afvraagt. Het was een idee van mijn broer Maarten. Hij heeft ze er op een dag gewoon tussen gezet. En dan gaan ze niet meer weg ook.’

Staan ze er misschien om het onderwerp meer gewicht te geven?
‘De eerste reactie van mensen bij vissen is vaak: wat saai! Er gebeurt helemaal niets aan de waterkant. En dat was ook mijn ervaring. Als jochie van tien ben ik eens door mijn vader mee uit vissen genomen. Maar dat ging mij niet snel genoeg. Zat je daar uren te wachten aan het water. Later las ik Hemingway, die schreef over big game fishing, en dat vissen jagen is, een oerinstinct. Maar tijdens de research voor deze film kwam ik erachter dat er nog een heleboel andere redenen zijn waarom mensen gaan vissen. Voor meditatie, bijvoorbeeld, of om even te ontsnappen aan het gezin en de omgeving. En ook voor de sport, of om op te gaan in de natuur. En dan heb je nog de “panvisser”, die gewoon een maaltje bij elkaar vist.’



Hoe kwam u aan al die mensen?
‘Je praat met mensen, bezoekt hengelsportverenigingen. Daar krijg je dan tips. Zo van: je moet met die en die praten. Vaak waren dat mensen die heel goed kunnen vissen. Maar ik wilde geen film maken over hoe je vissen moet vangen. Het ging mij om de mens achter de visser. Kijk, elke goede film heeft een ziel. Ik kan niet uitleggen wat dat is, maar als de ziel er niet is, merk je dat meteen. Dan is de film leeg. Volgens mij ligt de ziel van deze film onder water. En misschien staat dat dan wel weer gelijk aan het onderbewuste. Staat iedere visser aan de waterkant uit een soort onbewust verlangen. Naar wat? Dat is voor iedere visser weer iets anders.’

Over onder water gesproken, de film zit vol indrukwekkende onderwaterbeelden…
‘Al vroeg wist ik dat ik me niet alleen wilde verplaatsen in de visser, maar ook in de vis. En dat betekent: onder water. Wat gebeurt daar? Wat ziet zo’n vis als hij door het wateroppervlak naar de kant kijkt? Maar van veel collega’s kreeg ik te horen dat zoiets helemaal niet kan in Nederland. Omdat het water veel te troebel is.’

Hoe kreeg u het dan toch voor elkaar?
‘Door gebruik te maken van de juiste techniek, door op zoek te gaan naar plekjes waar het water minder troebel is, en door heel lang te wachten. Een snoek heeft geen vijanden onder water, dus daar kun je met een camera vrij makkelijk dicht bij komen. Maar karper, zilt of brasem zijn heel schuw, die krijg je bijna niet in beeld.’

En het filmen zelf, hoe ging dat in zijn werk?
‘Heel verschillend. Ik heb urenlang met een snorkel en een onderwatercamera in een slootje van veertig centimeter diep gelegen. Wachtend tot de vis voorbijkwam. En voor de beelden bij het zeewrak zat ik in een enorm duikpak. Soms moet je ook improviseren. Bond ik een camera aan een stokje, die ik dan door het water trok.’

U werd zelf een beetje visser…
‘Ik denk dat elke documentairemaker een beetje visser is. We lijken ook wel op elkaar. De visser die aan de waterkant allemaal dozen heeft vol haakjes, gadgets en spulletjes, en de filmmaker, met zijn camera’s, lenzen en filters... Geen van beiden weten we wat de dag brengen zal. En juist dat is de lol van wat we doen. Ik heb het daar eens met cabaretier Hans Sibbel over gehad. Die zei heel treffend: “Iedereen die naar Pisa gaat weet dat daar een scheve toren staat. Maar stel je voor dat je dat niet weet. Je komt in Pisa en treft een toren aan die scheef staat. Hoe briljant is dat!” Je kan alles vooraf nog zo goed hebben geresearcht en voorbereid, je weet in mijn werk nooit wat je gaat vangen.’

Wat was uw grootste vangst bij deze film?
‘Dat mensen je dingen vertellen die je nooit had verwacht. En ook het respect van de visser voor de vis. Ik dacht altijd dat vissers nogal onzorgvuldig omsprongen met de vis, maar het tegendeel is waar. Neem Lucas en Hugo, twee fervente snoekvissers. Die vangen op een gegeven moment een prachtige vis. Ik draai dat en vraag of ik nog even een tweede close-up van de vis mag maken. Mocht niet! De vis moest nu terug. Ik had al lang genoeg gefilmd.’



Die jochies zijn twaalf, dertien…
‘En ook die hebben al veel respect voor de vissen. Ik praat in de documentaire wel even over de ethische kanten van het vissen met professor Flik van de Radboud Universiteit in Wageningen. Die vertelt dat een vis wel degelijk stress voelt als hij gevangen wordt, maar dat niet vaststaat of dat het zelfde is als pijn lijden. Zoals een mens, kat of hond pijn kunnen lijden. Als wetenschappelijk was aangetoond dat vissen pijn lijden , zou ik de vissers daar zeker meer mee hebben geconfronteerd.’

Wat opvalt als ik V.I.S.S.E.N vergelijk met uw vorige documentaire, Hollands Licht [Kalf-winnaar uit 2003 over de opvallende lichtval in Nederland], is dat beiden zich vooral buiten afspelen.
‘Buiten zijn is voor mij heel belangrijk. Een van de mensen in de film, Albert, zei tegen me : “Goh, wat altijd mist in een beroepskeuzetest is de vraag waar je wilt werken . Binnen of buiten?” En daar ben ik het helemaal mee eens.’

En beide films gaan nadrukkelijk over Nederland…
‘Ik ben gefascineerd door het feit dat we hier met zovelen tegelijk op zo’n – zeggen ze dan – overbevolkt stukje land leven. Maar dan stap je op je fiets en rijd je tien minuten de stad uit en zit je midden in het waterland. Hoezo drukbevolkt? Er is ontzettend veel ruimte!’