Van Warmerdam houdt niet van glamour en ziet er tegenop dat hij een smoking aan moet.
‘Cannes is democratisch en daarbij hoort die smoking. Het is een overall, le bleu de travail. Arbeiders dragen een overall, schoolkinderen een uniform, althans vroeger. Als iedereen er hetzelfde uitziet, is iedereen gelijk. Dat is het idee. In Cannes is iedereen gelijk, of je nu uit Hollywood komt of uit Nederland.’
Hoeveel films ziet u per jaar?
‘Ik heb er voor deze editie van het festival zo’n 700 of 800 gezien, op een totaal van 1800 films die we als festival hebben beoordeeld. Daarnaast zie ik elk jaar nog een paar honderd klassiekers. Dat doe ik van nature, en omdat ik ook directeur ben van een filmmuseum, het Institut Lumière in Lyon.’
U komt bij vrijwel elke film in Cannes een praatje houden, niet alleen de competitiefilms maar ook kleine films en klassiekers. Altijd uit uw hoofd, meestal buiten adem en bezweet van het rennen over de boulevard.
‘Ja, ik kom bij elke film langs. De filmmakers zijn vaak bang voor de confrontatie met het publiek, dus je moet menselijk zijn. Het kritische oordeel volgt later. En we hebben in Cannes een publiek van hoog niveau: professioneel, erudiet, cinefiel. Natuurlijk ben ik ook een manager en praat ik met banken en politici. Maar mijn legitimiteit als directeur van een filmfestival is dat ik van film houd en er wat vanaf weet.’
Hoe houd je een frisse blik, als je zeven films op een dag ziet?
‘Ik heb daar geen moeite mee. Als je op een dag zeven films hebt gezien en de achtste is een goede film, dan vergeet je op dat moment weer die andere zeven.’
Arthousefilms kunnen de publiciteit die het festival voor ze genereert goed gebruiken. Maar sinds uw aantreden als directeur in 2003 zitten er ook weer veel Hollywoodfilms in de competitie van Cannes. Hebben die het festival wel nodig?
‘Toen ik directeur werd, vonden velen dat Cannes te artistiek was geworden, te veel gericht op de auteursfilm. Daar heb ik verandering in gebracht, want het festival heeft beide typen films nodig. De grote films beschermen de kleine. Cannes trekt de aandacht, met 4000 journalisten per jaar evenveel als een wereldkampioenschap voetbal. En die aandacht richten we vervolgens op auteursfilms.’
Hoe ziet u de verhouding tussen arthousefilms en Hollywood?
‘Er zijn mensen die zeggen: dit is cinema en dat niet. Maar als ik naar Star Trek ga, weet ik dat ik geen film van Carlos Reygadas ga zien. Je kunt een erg goede nieuwe James Bond hebben en een belabberde nieuwe arthousefilm. Je moet niet denken dat een bepaald soort cinema beter is dan een ander. En je moet het publiek serieus nemen. Zij weten heus wel wat een goede film is. Chaplin, John Ford, Kurosawa, dat waren in hun tijd de populairste filmmakers. En dat zijn geen slechte filmmakers, hoor.’
Maar heeft de nieuwe film van de Coenbroers, die dit jaar in de competitie zit, zo’n Gouden Palm wel nodig?
‘Ten eerste zou het leuk zijn als de gebroeders Coen hun tweede Gouden Palm wonnen, want dan hebben ze er voortaan allebei een. Maar zonder dollen: Cannes heeft populaire makers zoals de Coen- broers nodig. Ze
komen graag naar Cannes en wij zien ze graag verschijnen op de rode loper.