Nanouk Leopold verfilmde Gerbrand Bakkers populaire roman Boven is het stil. De film is in veel opzichten een breuk met haar eerdere werk. ‘Misschien wordt het tijd dat ik eens ophoud met dat puberale ik-wil-het-niet.’

Openingsfilm van de Panorama Special-sectie van het afgelopen filmfestival van Berlijn was de Nederlandse film Boven is het stil van Nanouk Leopold. Een filmbewerking van Gerbrand Bakkers populaire roman over de vijftigjarige boer Helmer, die samen met zijn stervende vader op een kleine boerderij leeft. Een Vlaamse melkrijder en een jonge knecht dingen om zijn aandacht, maar zolang Helmers vader nog in leven is, kan het zijne niet beginnen.



Boven is het stil is om een aantal redenen een belangrijke breuk met Leopolds eerdere films: Îles flottantes (2001), Guernsey (2005), Wolfsbergen (2007) en Brownian Movement (2010). Zo is het de eerste film die niet op een eigen idee van Leopold is gebaseerd, speelt voor het eerst een man de hoofdrol, gaat ze voor het eerst de stad uit, kiest ze voor het eerst voor een bewegende camera , en gebruikte ze voor het eerst filmmuziek. Cinema.nl vroeg de 44-jarige maakster naar het hoe en waarom van al die veranderingen.

Idee

Nanouk Leopold: ‘Het boek verfilmen was niet mijn idee. Ik heb het scenario geschreven, omdat me dat gevraagd werd door de producenten Stienette Bosklopper en Els Vandevorst. Het was niet de bedoeling dat ik de film ook zou regisseren . Ik had wel gezegd dat ik die mogelijkheid wilde hebben als ik er helemaal verliefd op zou worden, maar daar hield eigenlijk niemand rekening mee, omdat ik altijd mijn eigen verhalen schrijf. Maar toen ik het aan het schrijven was voelde ik dat dit een film was die ik wilde maken. Wat me opviel, is dat je in anderhalf uur niet zo heel veel kunt vertellen. Eigenlijk is film best een oppervlakkig medium als je het vergelijkt met een boek. In het boek zitten bijvoorbeeld wel dertig scènes waarin Helmer het huis verandert en zo de herinnering aan het verleden weghaalt. In mijn film was er ruimte voor hooguit drie.’

Mannen
‘Voor het eerst kon ik, na al die vrouwen in mijn eerdere films, eens goed nadenken over welke man ik in de hoofdrol wilde. Er ging ineens een heel ander laatje open. Dus ik had iets van, nou wil ik ook wel eens weten waar iedereen het altijd over heeft. Ik heb niet lang hoeven zoeken. Jeroen Willems was een van de eersten die ik zag. Wat ik niet snap, is dat hij niet al honderd hoofdrollen in films heeft gespeeld. Dit was zijn eerste echte hoofdrol. En wat vreselijk dat er niet meer zullen komen.’ [Hij overleed op 3 december 2012 op vijftigjarige leeftijd aan een hartstilstand.]



Platteland

‘Ik ben een stadskind en opgegroeid in een bourgeois milieu. Ik zie wel eens een koe. Maar dat is vanuit de trein. Mijn vorige films speelden zich dan ook allemaal af in de stad en ik moest me echt verdiepen in het platteland. Ik heb meegelopen op boerderijen en filmde alles wat er gebeurde met zo’n klein cameraatje. Daar haal je je details uit. In het script stond: Helmer is bezig in de stal. Maar wat doet-ie dan? Nou, bijvoorbeeld dat hij kalk strooit nadat hij de koeien heeft gemolken. Zodat de uiers van de koe niet gaan ontsteken.’

Bewegende camera
‘Ik wilde altijd alles heel precies in dat ene, stilstaande kader, maar met Brownian Movement had ik het gevoel dat ik dat vervolmaakt had. Ik was toe aan een bewegende camera. En dus zat ik ineens met kabels vast aan de camera- en geluidsman en liepen we achter de acteurs aan. Dat werd een soort dans, want je moet natuurlijk geruisloos door de ruimte bewegen. Ik vond het geweldig. Wat een vrijheid. En de acteurs voelen dat ook. Dat zij mogen leiden. Zo gebruik je elkaars intuïtie en maak je dingen die je niet kan verzinnen.
Neem de scène waarin Martijn Lakemeier, de knecht, voor het eerst bij de kalfjes is. Hij was ook echt voor het eerst bij die kalfjes, want ze werden pas eerder die dag gebracht . Martijn laat de beestjes aan zijn vinger likken, eigenlijk heel onschuldig en zonder bijbedoelingen. Maar tegelijkertijd is dat natuurlijk ook heel erotisch. Ik riep snel Jeroen, zodat ik kon filmen hoe Helmer daar in de deur van de stal naar staat te kijken. Dat is een cadeautje, want het heeft nooit zo in het scenario gestaan.
Als het aan mij ligt kieper ik dat hele scenario sowieso overboord. Al die aanwijzingen van: hij staat nu op en doet dit, of: hij gaat zitten en zegt dat... Ik ontdekte, ook al bij Brownian Movement, dat de mooiste scènes in de film de scènes zijn waar we eigenlijk al klaar waren met draaien, maar ik de camera gewoon liet doorlopen. Dan gebeurt er iets met de acteurs. Ze zien wel dat de camera nog loopt, maar weten niet goed meer wat ze moeten doen. En dan gaan ze improviseren. De ene keer is het raak, de andere keer niet, maar de spanning van het moment zie je altijd terug.’

Filmmuziek
‘In mijn vorige films zit wel muziek. Als iemand een plaat opzet bijvoorbeeld. Maar echte filmmuziek vind ik doodeng. Veel te dwingend. Omdat het zo veel is. Zo groot. Ik moet altijd aan mayonaise denken. Dan maken wij iets kleins, iets subtiels dat op een toastje moet, en dan doe je daar zo’n kledder mayonaise over. Maar ik wilde heel graag een keer muziek gebruiken en toelaten dat je daardoor in een bepaalde stemming wordt gebracht. En verdomd: het werkt! Misschien wordt het nu ook tijd dat ik eens ophoud met dat puberale ik-wil-het-niet. Iedereen is blij met een happy end, en iedereen is blij als er mooie muziek bij zit. En nu wil ik ook all the way gaan. Mijn volgende film wordt een genrefilm!’