Stoker is het Hollywooddebuut van Zuid-Koreaan Park Chan-wook (Oldboy). Een macabere film vol verwijzingen naar Dracula en Hitchcock, maar die moeten we met een korrel zout nemen, aldus de regisseur.

De films van Park Chan-wook zijn moeilijk te categoriseren. Producties als Oldboy (2003), Lady Vengeance (2005) en Thirst (2009) zijn gewelddadig, melodramatisch en spectaculair gefilmd, maar zitten ook vol filosofische thema’s en intrigerende personages. Arthouse, mainstream, cult? De Zuid-Koreaanse regisseur weet het zelf ook niet precies, vertelt hij op het filmfestival van Rotterdam, waar hij zijn Hollywooddebuut Stoker komt presenteren. Hij houdt het maar op ‘genrefilms met een artistieke twist’.

Een type film dat ook prima kan worden gemaakt in Hollywood , heeft Park ervaren: ‘Het beeld dat in Amerika alleen maar oppervlakkige formulefilms worden gemaakt, is natuurlijk veel te eenzijdig. Zelfs in blockbusters tref je vaak originele ideeën aan, denk maar aan de films van Christopher Nolan. En dan heb je een studio als Fox Searchlight, waar iets kleinere films verschijnen die vaak heel interessant zijn. Een paar jaar geleden werd ik in Cannes benaderd door iemand van die studio, met wie ik afsprak dat we konden samenwerken zodra er een interessant script voor me was. Dat werd dus Stoker.’



En hoe is het in Hollywood bevallen?
‘Het was aanvankelijk erg wennen. De set was groter en drukker dan ik gewend was, en er waren veel meer mensen die zich met dingen bemoeiden. Vooral op het gebied van het script, waar ik nog flink aan heb gesleuteld. Maar toen ik eenmaal besefte dat al die adviezen opbouwend en vrijblijvend waren bedoeld, kon ik me er goed bij neerleggen. Omdat ik uit een andere cultuur kom, bleek het best handig om tips te krijgen over nuances – bijvoorbeeld of een scène te vaag bleef of juist te uitleggerig werd. Wel was het lastig dat ik weinig Engels spreek en we dus via een tolk moesten communiceren. Dat heb ik opgelost door al tijdens de preproductie zo veel mogelijk aanwijzingen te geven aan de crew en acteurs, zodat we op de set bijna niet meer hoefden te overleggen.’

Intussen werkt Spike Lee aan een Hollywoodremake van uw film Oldboy. Wat verwacht u daarvan ?

‘Als er een standaard actieregisseur mee bezig was, zou ik mijn hart vasthouden, maar met Spike Lee aan het roer kijk ik er wel naar uit. Hij heeft een unieke, persoonlijke stijl en is niet bang voor controverse. Ik verwacht dat hij wel een eigen draai aan het verhaal zal geven en de scherpe randjes zal behouden.’

Uw vorige film Thirst ging over een vampier. In Stoker wordt ook geflirt met vampierthematiek – alleen al in de titel. Is dat wat u aantrok in het verhaal?
‘Die titel had ik eigenlijk wel willen veranderen, omdat ik vind dat die onnodige verwachtingen wekt. Maar toen de productie eenmaal op gang was, kon dat niet meer zomaar. Er zit natuurlijk wel een bovennatuurlijke suggestie in het verhaal: hoofdpersoon India en haar oom Charlie zijn vreemde types, met hun verhoogde zintuigen en fascinatie voor geweld. Maar daarmee beschouw ik hen nog niet als vampiers. Ik heb bewust niet alles uitgelegd, ik wilde het publiek laten interpreteren. Gebeuren er werkelijk onverklaarbare dingen, of beeldt India het zich enkel in omdat ze zo’n gevoelige tiener is? Het was vooral die ambiguïteit die me in het verhaal aantrok.’



Naast vampierverwijzingen zijn er expliciete verwijzingen naar Hitchcock. Diens Shadow of a Doubt draait ook om een meisje dat wordt geconfronteerd met een dubieuze oom Charlie.
‘Ja. En net als de vampierverwijzingen heb ik geprobeerd die Hitchcockreferenties in het script te verminderen. Maar uiteindelijk werden het er alleen maar méér. Zo had ik oom Charlie liever de naam oom Johnny gegeven, omdat zijn personage mij doet denken aan Johannes de Doper – net als de profeet die Jezus aankondigde, komt hij de weg banen voor India, van wie hij grote dingen verwacht. Maar de naam Johnny deed anderen te veel denken aan het personage van Jack Nicholson in The Shining. Daarnaast speelt Matthew Goode de rol van oom Charlie nogal kinderlijk en zijig – heel effectief hoor, maar hij doet daarmee ook denken aan Anthony Perkins in Psycho. Helemaal wanneer hij in een bepaalde scène in een studeerkamer vol opgezette vogels staat, net als Norman Bates in Psycho. Met die dieren wilde ik het jachtmotief in de film onderstrepen, maar onbewust creëerde ik dus weer een Hitchcockverwijzing. Nou ja, ik heb me daar uiteindelijk maar bij neergelegd.’



Over dat jachtmotief gesproken: India’s vader neemt haar mee uit jagen omdat hij vindt dat je soms iets slechts moet doen om  te voorkomen dat je iets nog veel slechters doet. Zouden we daarom ook naar horrorfilms kijken, om onze kwade impulsen op veilige wijze te bevredigen?

‘Ja, daar zit misschien wel iets in. Ik heb nogal wat wraakfilms gemaakt, en daar zit voor mij zeker een element van ontlading in. Ik kan woedend worden om heel triviale dingen – slechte recensies bijvoorbeeld – en het is frustrerend als je die woede vervolgens nergens kwijt kunt. Volgens mij is het heel gezond om je dan maar uit te leven in je fantasie. In mijn dromen heb ik al heel wat vijanden afgetuigd. En in mijn films dus ook. Al ben ik in het dagelijks leven trouwens geen held. Ik kijk zelf bijvoorbeeld bijna nooit naar horrorfilms, die vind ik veel te eng . Als je zelf een enge film maakt, is het anders, dan weet je dat het allemaal nep is.’

Het maakt uw films niet minder duister. Een zekere gruwelijkheid lijkt sowieso typerend voor Koreaanse films, kunt u dat verklaren ?
‘Nou, ik kan dat ook aan jou vragen. In Korea worden namelijk nog veel meer blije, stompzinnige films gemaakt dan in Hollywood, maar die worden in het Westen niet bekeken. Jullie importeren hier massaal al die duistere films. Dus misschien zegt dat meer over het Westen dan over Korea.’

Dan houden we het bij u. Uw personages beginnen vaak met nobele motieven, maar vervallen uiteindelijk in bruut geweld. Gelooft u niet in nobele helden?
‘Het leven zit vol kwaad en tragedie, en mijn films dus ook. Maar mijn personages proberen daartegen te strijden, of ze proberen het kwaad dat ze zelf hebben aangericht om te keren. Tevergeefs misschien, maar het gaat erom dat ze het proberen. Dat ontroert mij. En dat maakt ze in zekere zin toch ook heroïsch .’