Opvallend aan het lijstje met films die dit jaar in de hoofdcompetitie van Cannes draaiden – naast natuurlijk Van Warmerdams Borgman, maar daar hebben we inmiddels genoeg over gezegd en geschreven – was het feit dat twee films die zich afspelen in de vs – Jimmy P. en Blood Ties – waren gemaakt door Franse regisseurs. Opvallend, want Franse regisseurs aarden in de regel niet in de Nieuwe Wereld. En dat terwijl Hollywood altijd gek is geweest op niet-Engelstalige regisseurs.
Het wemelt in de Hollywoodhistorie bijvoorbeeld van regisseurs uit Duitsland ( Ernst Lubitsch, Fred Zinnemann en recenter Roland Emmerich en Florian Henckel von Donnersmarck), maar ook uit Oost-Europa ( Milos Forman), Azië ( Ang Lee, John Woo, Chen Kaige), en, inderdaad, uit Nederland ( Paul Verhoeven en Jan de Bont). Filmstudio’s die op zoek waren naar regisseurs die hun verhalen net iets anders wisten te vertellen keken graag over de grens. En toch kwamen ze zelden uit in Frankrijk.
Een enkele keer trok een Franse regisseur wel de plas over – Louis Malle in de jaren tachtig, Luc Besson in de jaren negentig – maar meestal kwamen ze weer snel terug. Teleurgesteld en/of verbitterd. Er is voor de meeste Franse regisseurs ook weinig reden om hun land te verlaten. Dankzij het door de regering bepaalde (en betaalde) vaste quotum aan Franstalige producties bloeit de filmindustrie daar al jaren. In 2012 werden er maar liefst 279 speelfilms gemaakt. Dat is al gauw tien keer meer dan in Nederland.