Hoogtepunt van het afgelopen filmfestival van Cannes was voor mij de première van Whiplash. Na afloop kreeg de film een staande ovatie die minutenlang aanhield. En waar ondergetekende schaamteloos aan meedeed. Whiplash is namelijk een heerlijke film. Over de getalenteerde jazzdrummer Andrew en zijn spijkerharde leraar Fletcher, die erom bekend staat dat hij zijn pupillen naar grote hoogten kwelt. Beiden worden geacht hetzelfde doel te hebben – Andrew een betere drummer te maken – maar komen in Whiplash ook regelmatig lijnrecht tegenover elkaar te staan. Belangrijke vraag die boven deze film hangt is: Hoe ver ben je bereid te gaan om ergens heel goed in te worden? Ieder mens zal zich dat wel eens afgevraagd hebben, maar slechts een enkeling zal zo ver zijn gegaan als Andrew.
De dag na de première praat ik met twee van de drie mensen die verantwoordelijk zijn voor Whiplash: de pas 29-jarige Amerikaanse regisseur Damien Chazelle en acteur J.K. Simmons, die de meedogenloze Fletcher speelt. Nummer drie, acteur Miles Teller (Andrew), is bezig met de opnamen voor alweer een nieuwe film. De 59-jarige J.K. Simmons is misschien geen bekende naam, hij heeft wel een bekend gezicht. Simmons is de compacte, kale acteur die belangrijke bijrollen speelt in films en televisieseries als Oz, Juno, Burn After Reading en The Closer.
Zag ik nou een traan in uw ogen tijdens de staande ovatie ?
Simmons: 'Weet je, ik had de film nog nooit op een groot scherm gezien. Alleen een keer op een monitor bij Damien thuis. Eigenlijk ongelooflijk, want de film draaide al in januari op het Sundance-festival. Gisteren zag ik hem dus eindelijk op een groot scherm. Twee keer. Eerst ’s middags, samen met de journalisten tijdens de persscreening. Maar naar die screening keek ik als een acteur. Ik registreerde welke opnamen ze hadden gekozen en welke scènes er waren gesneuveld. Dat was nog pijnlijk ook, want toen bleek dat ik het in interviews regelmatig over een scène heb gehad die de film helemaal nooit gehaald heeft! (lacht) ’s Avonds, tijdens de première zag ik de film weer, maar dan helemaal blanco. Ik kon hem rustig over me heen laten komen. En na afloop kreeg ik tranen in mijn ogen, ja. Niet vanwege de reactie van het publiek, die natuurlijk heel prettig was, maar daar ga ik niet van huilen. Het was vanwege de totale ervaring van de prachtige film die Damien heeft gemaakt. Ik werd er zelf eerlijk gezegd ook een beetje door verrast. Op de set had ik het idee dat we bezig waren met een ethisch, intellectueel dilemma. Dat het ook zo’n emotioneel effect kon hebben had ik niet verwacht.'
Hoe ver wil je gaan? Whiplash van Damien Chazelle gaat over een getalenteerde jazzdrummer en zijn spijkerharde leraar. ‘Miles heeft als een gek geoefend. Letterlijk tot zijn handen bloedden.’
U speelt jazzdocent Fletcher. Kende u jazz?
'Niet echt. Ik ben ooit wel naar de muziekschool geweest, maar daar speelde ik rock en een beetje klassiek. De meeste tijd in de voorbereiding op deze film heb ik dan ook besteed aan het leren van de muziek, zodat ik enigszins overtuigend kon dirigeren. De rest van de tijd ging op aan het vinden van een overtuigende manier om de maat te slaan, want bandleiders dirigeren eigenlijk niet. Alleen als het echt moet. En dan nog heel losjes, heel cool. Het is immers jazz. Maar Fletcher is zo’n streng mannetje. Dus ik was op zoek naar de juiste combinatie van die nonchalante, jazzy stijl en bewegingen met bijna militaire precisie.'
Ik moest bij Fletcher een beetje denken aan de door R. Lee Ermey gespeelde, vuilbekkende drilsergeant uit Full Metal Jacket…
‘Dat was ook de grap op de set. Whiplash is Full Metal Jacket gaat naar muziekschool Julliard. En ik doe mijn beste Lee Ermey-imitatie. Zonder gekheid: ik kan me vergissen, maar volgens mij heb ik Full Metal Jacket nooit gezien. Wel stukjes natuurlijk, maar nooit helemaal.’
Whiplash is de tweede film van regisseur Chazelle. Ook zijn eerste, Guy and Madeline on a Park Bench (2009), speelt zich af in de jazzwereld. Niet toevallig kent Chazelle die wereld uit eigen ervaring.
Chazelle: 'Ik ben zelf jazzdrummer geweest. Tenminste, toen ik nog op de middelbare school zat. Ik zat bij een ensemble dat meedeed aan competities, net als in de film. En ik had ook een heel strenge leraar van het type J.K. Simmons. Dat alles heeft me geïnspireerd een verhaal te schrijven over wat er allemaal voor nodig is om ergens heel goed in te worden.'
Maar u bent toch geen beroemde jazzdrummer geworden.
(lacht) 'Ja, wrijf het maar in! Ik heb heel fanatiek gedrumd tot mijn achttiende. Maar op een gegeven moment besef je dat iets niet voor jou is weggelegd. Bovendien is film altijd mijn eerste liefde geweest. Drummen was meer een fase.'
Muziekfilms hebben vaak het probleem dat je goed kunt zien dat de acteur niet zelf speelt. Dat hij alleen maar gezichten trekt.
'Dat is ook altijd onze grootste angst geweest. Miles [Teller, die Andrew speelt] kon wel een beetje drummen, maar had nooit les gehad. Hij kon de stokken niet eens goed vasthouden. Het was duidelijk dat hij nog heel veel werk te doen had. Maar ik wist dat als ik hem zou geloven, iedereen hem zou geloven. En dat het er zo goed uitziet is natuurlijk allemaal aan Miles te danken. Hij heeft als een gek geoefend. Letterlijk tot zijn handen bloedden.’
In de film beseft Andrew wat hij allemaal moet opgeven om een goede jazzdrummer te worden. Wat moet een regisseur doen om echt goed te worden?
'Volgens mij precies het zelfde: meters maken. Heel veel oefenen en alles geven wat je hebt. Maar wat ik niet geloof, is dat je om goed te worden je menselijke waardigheid moet opgeven. Ik laat Fletcher zich in deze film bijna monsterlijk gedragen, om zo te kunnen onderzoeken wat nog gerechtvaardigd is om grote kunst te maken. Andrew kan heel veel hebben, maar voor mij zou die grens al veel eerder bereikt zijn.'