Jimmy’s Hall vertelt het waargebeurde verhaal van de Ierse communist Jimmy Gralton die in 1932 probeert een buurthuis dat hij heeft opgericht nieuw leven in te blazen. Het is ook de laatste film van Ken Loach.

Cannes, eind mei 2014. Filmmaker Ken Loach en zijn vaste scenarioschrijver Paul Laverty presenteren op het festival Jimmy’s Hall, hun elfde film samen. Volgens de 77-jarige Loach zal het ook hun laatste film zijn. Zo liet hij tenminste voorafgaand aan het festival weten. De 57-jarige Laverty, die al sinds Carla’ s Song (1996) met Loach samenwerkt, denkt niet dat het zo’n vaart zal lopen . ‘Eerst het wk voetbal maar afwachten. Als Engeland er snel uitligt, gaat-ie toch weer op zoek naar iets om te doen.’

Of Loach inderdaad nog een nieuwe film zal maken, moet de toekomst uitwijzen. Maar áls hij er nog een maakt , is Laverty ongetwijfeld de schrijver, en zal het onderwerp ongetwijfeld solidariteit zijn. Want dat waren de overeenkomsten in de laatste elf films van Loach: de scenario’s waren altijd van Laverty, en het belangrijkste thema was altijd solidariteit. Of het nou solidariteit onder alcoholisten was ( My Name is Joe), jonge criminelen ( Sweet Sixteen) of buschauffeurs ( Looking for Eric): het individu in de films van Loach en Laverty weet zich alleen staande te houden dankzij de steun en solidariteit van de mensen om hem heen.

Ook in Jimmy’s Hall, een film die het waargebeurde verhaal vertelt van de Ierse communist Jimmy Gralton. Na tien jaar New York keert hij in 1932 terug naar zijn geboortedorp Leitrim. Waar hij probeert het buurthuis dat hij voor zijn vertrek had opgericht nieuw leven in te blazen.

Dat buurthuis, de Pearse-Connolly Community Hall, was de reden dat Gralton destijds naar New York moest uitwijken. De machtige katholieke kerk moest niets hebben van deze gevaarlijke vrijplaats, waar niet alleen werd gedanst, maar ook lessen werden gegeven op het gebied van kunst, literatuur en muziek. Lessen die niet waren goedgekeurd door de katholieke kerk. Priester Sheridan doet er dan ook alles aan om Jimmy ook in 1932 bij dat buurthuis weg te houden. Maar die weet zich gesteund door een groot deel van de lokale bevolking en een confrontatie met Sheridan kan niet uitblijven.

Gralton en Sheridan hebben echt bestaan , wat een scenarioschrijver beperkingen oplegt – je moet je houden aan de historische feiten – maar ook mogelijkheden biedt.
Laverty: ‘Van Sheridan konden we eigenlijk alleen de naam terugvinden in historische documenten. Over hoe hij thuis was, weten we niets. Wat mij wel goed uitkwam, want zo kon ik zelf bepalen wat voor man hij was. Ik had van hem natuurlijk een heel wrede man kunnen maken – want dat moet je bijna wel zijn als je kijkt naar wat hij allemaal gedaan heeft – maar zoiets is niet interessant om te schrijven . Het is veel beter als hij intelligent is. Dat geeft het verhaal lucht.’


Paul Laverty

Ik vond de priester het interessantste personage van de film, omdat hij door de kennismaking met Gralton verandert, al is het maar een beetje.
‘Het is ook een interessante man. Hij weet dat Gralton een atheïst en communist is, en dus een gevaar voor de jeugd, maar hij respecteert hem ook. Want hij ziet dat hij intelligent en integer is. En hij ziet de parallellen tussen Marx en de Bijbel. Marx’ uitspraak “From each according to his ability, to each according to his need” lijkt erg op “Love thy neighbour”. Dat hij die overeenkomsten ziet en Gralton toch wil vermorzelen, maakt hem extra wreed. Die tegenstelling vond ik mooi.’

Heeft u nog overwogen de priester een grotere rol in de film te geven?
‘Dat zou een heel andere film zijn geworden. Ik was meer geïnteresseerd in de solidariteit die zich rond het buurthuis afspeelde. En in Jimmy Gralton. Iemand die niemand buiten sluit, lastige vragen durft te stellen en zelf op zoek is naar alternatieven. Ik denk dat de wereld grote behoefte heeft aan dergelijke vrijdenkers.’

Vrijdenkers als Ken Loach?
‘Dat denk ik wel , ja. Ken is iemand die radicale vragen durft te stellen. En dat doet hij al vijftig jaar. Hij is alleen veel te bescheiden om dat ooit van zichzelf te zeggen.’

Dat blijkt inderdaad als ik Loach even later spreek en hem de vergelijking met Gralton voorleg.
Loach:
‘Iemand als Jimmy is veel belangrijker dan een filmmaker.’


Ken Loach

Maar u bent zelf toch ook een Jimmy?
‘Ach, dat weet ik niet. Gelukkig zijn er heel veel Jimmy’s. Kijk maar om je heen. Bij jou in de buurt zijn er vast wel mensen die een ziekenhuis willen open houden, een bibliotheek willen redden, of staken voor betere omstandigheden in een fabriek. Mensen die de gemeenschap sterker willen maken. Vaak ten koste van grote opofferingen.’

Gralton vond de katholieke kerk tegenover zich. Maar dat was in 1932. Is de kerk nog steeds zo machtig?
‘Het katholicisme niet meer. Maar orthodoxe politieke standpunten heb je nog steeds. Overal wordt geprobeerd te bepalen wat je denken mag. In landen waar meisjes worden ontvoerd omdat ze naar school willen, is dat heel duidelijk. In het Westen zijn we wat subtieler.’

Hoe doen we dat dan hier? Met geld, via de media?
‘Ons wordt hier almaar verteld dat onze economieën alleen maar kunnen overleven als ze worden gerund door een handvol multinationals. Alsof dat door God gegeven is, een natuurwet. Dat er ook andere manieren zijn om een maatschappij in te richten, willen we niet meer horen. Het systeem verkeert in crisis, en toch blijft iedereen maar zeggen dat kapitalisme de enige optie is.’

En nu gaat u ook al ophouden met films maken...
(lacht) ‘Ach, dat weet ik zo net nog niet. We zullen wel zien.’