Onder de zeven knap gemaakte fictiefilms die de studenten van de Nederlandse Filmacademie dit jaar voor hun eindexamen maakten, zitten vier karakterstudies en twee sprookjesverhalen. De zevende film, Onno de onwetende, is wat mysterieuzer van aard.
Hoofdpersoon Onno heeft last van ‘een vreemd gevoel’, en besluit op zoek te gaan naar de oorzaak van deze ambigue stemming. Al rennend door de film bezoekt Onno zijn trieste herinneringen die dat vreemde gevoel veroorzaakt zouden kunnen hebben. Tegelijkertijd worden zijn gedachten associatief gevisualiseerd door een potpourri aan filmfragmenten.
Hoe kwam je op het idee om juist over
zo’n moeilijk te vatten onderwerp een film te maken?
Van der
Valk: ‘Bij dit eindexamenproject wilde ik iets vertellen dat er diep
van binnen uit moest. Ik ben zomaar gaan typen over de tijd waarin mijn vader
kanker kreeg, een vriend van me zelfmoord pleegde en ik verliefd werd op een
Zambiaanse oplichtster. Die schrijfsels misten echter nog een bepaalde samenhang
. Ze gingen over een soort depressie, een ondefinieerbaar, vreemd gevoel.
Uiteindelijk kwam ik erachter dat dingen die me als kind aangeleerd zijn,
eigenlijk niet kloppen. Zo is verliefd zijn niet alleen maar een sprookje, en
zullen je ouders er op een dag niet meer zijn. Ik had gewoon heel veel moeite
met volwassen worden. Daarmee hadden we de kern van onze film te pakken.’
Waarom speelt film zelf zo’n belangrijke rol in je film?
‘Pas na het
schrijven van het scenario besefte ik dat dit verhaal eigenlijk een zoektocht
naar troost is. Omdat Onno de onwetende eigenlijk over mij gaat, dacht ik: waar
haal ik troost uit? Dat zijn films waarin de onverklaarbaarheid van de wereld
gevierd wordt, en waarin het oké is om geen antwoorden te hebben. Die
filmfragmenten heb ik erin gestopt, omdat die Onno’s enige houvast vormen.’
En je hebt zelf een speciale voorkeur voor de Franse nouvelle vague?
‘Ja, de nadruk op de filmtaal zelf in die films, vind ik heel tof. Toen ik de
cafécène van
Vivre Sa Vie van Jean-Luc Godard zag, schoten de tranen in mijn ogen. Dat
zou ik zo graag willen vertellen, maar Godard had dat al gedaan. Toen dacht ik:
dan moet ik Godard maar eren en inzetten op mijn eigen manier.