Regisseur Paul Thomas Anderson (Magnolia, The Master) vroeg zich lang af of hij het wel moest doen: een roman verfilmen van Thomas Pynchon, wiens werk decennialang bekendstond als onverfilmbaar. Maar uiteindelijk kon hij Inherent Vice domweg niet weerstaan.

'Paul, je wordt alom beschouwd als wonderkind. Hoe voelt dat?'

De Amerikaanse regisseur Paul Thomas Anderson (44), in Parijs om enkele Europese journalisten te woord te staan over zijn nieuwe film Inherent Vice, schiet in de lach bij de openingsvraag van een Duitse journalist. 'Kom ik nog in aanmerking voor dat predikaat? Tja, ik heb liever dat ze me zo noemen dan iets negatiefs. Maar in het algemeen zegt het me niet zo veel. Complimenten zijn leuk, maar als je achter je bureau zit te zwoegen op een nieuw scenario, blijft er helemaal niets van over. Ik denk dat elke schrijver dat herkent: je kunt ergens nog zo'n succes mee hebben gehad, maar met elk nieuw project begin je weer helemaal onderaan. Ik moet me elke keer weer ergens overheen zetten, mezelf ervan overtuigen dat ik geen mislukkeling ben en niet door de mand ga vallen. Tegelijkertijd moet ik zeggen dat het schrijven misschien wel mijn meest favoriete onderdeel is in het hele filmproces. Als het lukt, is er niets wat meer voldoening geeft. Het is een haat-liefdeverhouding; ergens is iedere schrijver denk ik een masochist.'

Van de zeven speelfilms die Anderson schreef en regisseerde sinds zijn debuut Hard Eight (1996) is Inherent Vice – een soms doldwaze mix van misdaadfilm en stoner-komedie – pas de tweede die hij baseerde op een bestaand verhaal. En dan was There Will Be Blood (2007) ook nog maar heel losjes geïnspireerd door de roman Oil! van Upton Sinclair. Vanwaar nu deze trouwe verfilming (inclusief veel letterlijk overgenomen dialogen) van de gelijknamige roman van Thomas Pynchon? Anderson: 'Ik ben al heel lang een groot fan van het werk van Pynchon. Enerzijds vond ik het jammer dat er nog nooit een boek van hem was verfilmd, maar anderzijds begreep ik het ook wel: de meeste van zijn romans – klassiekers als Gravity's Rainbow of Mason & Dixon bijvoorbeeld – zijn zo complex en wijdlopig dat ze waarschijnlijk waardeloze films zouden opleveren. Toen ik Inherent Vice las, uit 2009, vermoedde ik meteen dat dit wel eens een Pynchon kon zijn die zich wél zou laten verfilmen. Niet dat de plot nu zo helder is, maar er is tenminste een duidelijke hoofdpersoon, en een overzichtelijke setting. Er gebeuren rare dingen , maar de actie verplaatst zich bijvoorbeeld niet opeens naar Tokio, waar Godzilla opduikt, zoals in Pynchons roman Vineland.'



Die setting van Inherent Vice, dat is Los Angeles anno 1970. Over die plaats en periode maakte Anderson eerder al de film Boogie Nights, en bovendien kwam hij zelf in het LA van 1970 ter wereld. Toeval? De regisseur houdt vol van wel. ' Geloof het of niet, eigenlijk spreekt dat tijdperk me niet bovengemiddeld aan. Dat ik Boogie Nights al had gemaakt, was aanvankelijk juist een argument om Inherent Vice te laten liggen. Ik wilde niet dat mensen me zouden gaan zien als een soort seventies-fetisjist. De uiteindelijke film zit daarom ook niet vol nadrukkelijke knipogen naar het tijdperk. Ik heb geprobeerd de setting subtieler over te brengen, bijvoorbeeld met een ouderwets korrelige beeldkwaliteit. Nee, het waren vooral de universele elementen in het verhaal die me aanspraken. De menselijke verhoudingen bijvoorbeeld, zoals de gevoelens die hoofdpersoon Doc koestert voor zijn ex-vriendin. Maar ook zijn idealisme; zijn afkeer van vooruitgang om de vooruitgang, van vastgoedhandelaren die prachtige oude gebouwen slopen om er zielloze nieuwbouw neer te kwakken. Zulke dingen hebben nog niets aan actualiteit ingeboet. Tegelijkertijd waardeer ik het dat Pynchon die hippie-idealen niet te rooskleurig neerzet. Ze kunnen mooi en nobel zijn, maar ook hopeloos naïef. Neem het idee van vrije liefde: dat klinkt wel goed, maar ik word altijd een beetje moe als ik iemand zichzelf hoor beschrijven als een vrije geest die nooit last heeft van jaloezie. Droom lekker verder, dat hou je nooit vol. Bij Pynchon liggen zulke nuances er niet dik bovenop, maar ze zijn – onder alle grappen en rariteiten en het kleurrijke taalgebruik – wel degelijk aanwezig.'

Andersons aanvankelijke reserves om Inherent Vice te verfilmen, hadden overigens niet alleen met die setting te maken. Er zat hem nog iets dwars: een andere film over een blower die in Los Angeles in een complexe misdaadzaak verwikkeld raakt. Anderson: 'Ja, natuurlijk waren de overeenkomsten tussen Inherent Vice en The Big Lebowski mij ook meteen opgevallen. Ik weet niet of Pynchon die film heeft gezien en zich erdoor heeft laten inspireren. Maar uiteindelijk besloot ik er maar gewoon schijt aan te hebben. Ik zei tegen mezelf: "The Big Lebowski bestaat al en is misschien wel de beste film aller tijden, maar ik maak een heel andere film." Als je eenmaal gaat vergelijken, blijf je bezig. Er zijn bijvoorbeeld ook veel overeenkomsten met The Long Goodbye van Robert Altman – een regisseur van wie ik in het verleden schaamteloos heb gestolen, dat is geen geheim. Maar dat moet je dus opzij zetten. Ik heb me gewoon blind op het boek gericht. En merkte toen al snel dat die hele detectiveplot vooral een gimmick is om de hoofdpersoon z'n huis uit te krijgen en in allerlei rare, typische Pynchon-situaties te laten belanden .'

Lees ook een interview met acteur Joaquin Phoenix, die de hoofdrol speelt in Inherent Vice.