'De eerste keer dat ik haar zag, was op een oude zwart-witfoto, waarop zij gehuld in een sluier in de natuur lag. Ik zag alleen het silhouet van een vrouw en wilde weten wie dat was. Zo ontdekte ik Loïe Fuller (1862-1928), en ik was gelijk helemaal ondersteboven van haar. Met mijn film La danseuse wilde ik haar uit de schaduw van de geschiedenis halen.’
Aan het woord is regisseur Stéphanie Di Giusto, en dankzij de titel van haar film weten we alvast dat Fuller een danseres was. En niet zo maar een danseres, ze was een sensatie. Aan het begin van de twintigste eeuw betoverde de in Amerika geboren Fuller het publiek van de Parijse Folies Bergère met haar ingenieuze dans- en lichtspektakels.
Haar manier van dansen – in zijden kostuums, gedrapeerd om lange stokken die ze met haar armen rondzwaaide – kostte zo veel kracht, dat het meer gemeen had met topsport dan met ballet. Iets wat Di Giusto, zo vertelde ze op het afgelopen festival van Cannes, in beeld nog eens extra benadrukte. ‘Ik wilde geen danseres filmen, maar een vrouwelijke bokser. Al haar bewegingen zijn ontleend aan de choreografie van het boksen. Zo gaat ze na het repeteren volledig uitgeteld op een stoel zitten en wordt haar zweet weggeveegd met een doek. Elke keer als het in de film om Fuller gaat, wilde ik de link met het boksen voelen. Haar dansen moest de energie van een gevecht hebben.’
Wat in de film dan weer mooi wordt afgezet tegen de dan nog piepjonge danseres Isadora Duncan, die Fuller onder haar hoede neemt. Alles aan Duncans manier van dansen oogt sierlijk, ontspannen en intuïtief.