Hysterisch, claustrofobisch en onverdraaglijk. Zo luidde op het afgelopen festival van Cannes het oordeel van de twitterati over Xavier Dolans Juste la fin du monde. Nou hoeven die eerste twee kwalificaties niet per se negatief te zijn, maar ‘onverdraaglijk’ was dat natuurlijk wel, en dat kwam ook nog eens van een journalist van vakblad Variety.
Er waren ook positieve reacties, waaronder die van mij, maar het gros was negatief, bijna vijandig. Alsof een openstaande rekening werd vereffend.
Sinds hij in 2009, op negentienjarige leeftijd, zijn debuutfilm J’ai tué ma mère presenteerde in Cannes, wordt Dolan door de filmpers steevast aangeduid als het wonderkind van de cinema. Met Juste la fin du monde was de jonge Canadees alweer voor de vijfde keer in Cannes, en het leek erop alsof sommige recensenten deze film aangrepen om dat wonderkind eens goed op zijn plaats te zetten.
Waar richtte de kritiek zich vooral op? Op het eindeloze gepraat in de film, op de vele close-ups, en op het hardnekkige zwijgen van Louis, het hoofdpersonage in de film. Variety-redacteur Peter Debruge stoorde zich bovendien aan het genre: de reünie van een dysfunctioneel gezin, wat voor hem ‘de onprettigste van alle filmgenres’ is. Waarvan akte.
In Juste la fin du monde draait alles inderdaad om de reünie van een dysfunctioneel gezin. De beroemde toneelschrijver Louis keert na twaalf jaar afwezigheid terug naar zijn geboortedorp. Naar zijn moeder, broer en zus die hij al die tijd niet gezien of gesproken heeft. Het enige contact bestond uit ansichtkaarten op verjaardagen. Louis keert terug, omdat hij ze wil vertellen dat hij spoedig zal sterven aan aids. Maar dat is nog niet zo eenvoudig in een dysfunctioneel gezin. Iedereen schreeuwt doorelkaar (het ‘eindeloze gepraat’ uit de kritieken) en leeft in zijn eigen wereld (wat Dolan visueel nog eens onderstreept door de vele close-ups). Geen wonder dat Louis blijft zwijgen.