De Netflix-documentaire Jim & Andy: The Great Beyond - Featuring a Very Special, Contractually Obligated Mention of Tony Clifton is een intrigerende en soms zelfs verontrustende kijk achter de schermen bij de opnamen van de film Man on the Moon. Die film uit 1999 was een biopic over de anarchistische komiek Andy Kaufman. Om de volledig onvoorspelbare Andy, en diens grove, lompe alter ego Tony Clifton te kunnen spelen, besloot hoofdrolspeler Jim Carrey om tijdens de opnamen ‘in character’ te blijven. Ook na een scène bleef hij dus Andy of Tony. Vier maanden lang.
In de documentaire vertelt regisseur Milos Forman, bekend van onder meer One Flew Over the Cuckoo’s Nest en Amadeus, de volgende, veelzeggende anekdote. Forman wordt gek van Carrey’s gedrag. Hem aanspreken voor of na de opnamen werkt niet, want dan is Jim Andy of Tony, maar nooit zichzelf. Dus belt hij hem midden in de nacht op en zegt dat hij wil stoppen met de film. Aan de telefoon legt Jim aan Forman uit dat hij wel ‘in character’ moet blijven, omdat hij het nooit zou volghouden om steeds tussen de verschillende identiteiten te switchen. Waarop de ervaren regisseur antwoordt: ‘Het is al goed. Ik ga door. Ik wilde gewoon even de echte Jim horen.’
Datzelfde gevoel bekruipt mij achttien jaar later. Ik ben begin september op het festival van Venetië – waar Jim and Andy zijn wereldpremière beleeft – en zit met een groepje journalisten tegenover Jim Carrey. En die legt uit dat Jim Carrey niet meer bestaat.
Carrey: ‘Door het spelen van Andy, waarin ik zo volledig verdween en waarvoor ik een maand nodig had om mezelf terug te vinden, ben ik me gaan afvragen wat ‘de zelf’ eigenlijk is. Als het zo makkelijk los te laten is, en zo moeilijk terug te vinden… wie of wat ben ik dan? Sindsdien is het een reis van veel kleine openbaringen. Ik hou me nog aan te veel dingen vast die ik uiteindelijk zal moeten loslaten. Maar zodra ik weg ben, is er alleen nog alles. Dat wil overigens niet zeggen dat ik geen films meer zal maken. Die dingen gebeuren toch wel. Maar niet door mij. Het is niet ik die het doe. Kunst vindt zichzelf. Kunst vindt degene die zich ervoor openstelt.’
Maar een kunstenaar is toch ook een mens?
Carrey: ‘Nee. En jij ook niet.’
Wat ben ik dan?
‘Jij bent een verzameling tetraëders, die geprogrammeerd zijn met ideeën van je zelf. Jij bestaat niet.’