‘We zijn altijd al gek geweest op anthologiefilms. Vooral degene die in de jaren zestig gemaakt werden in Italië, waarbij verschillende regisseurs zich over hetzelfde thema uitlieten. Aangezien wij een handvol westernverhalen hadden geschreven, hebben we geprobeerd iets vergelijkbaars te doen. We hoopten dat we de beste regisseurs van het moment daarvoor konden interesseren. Het was ons grote geluk dat ze beiden ja zeiden.’ Was getekend Joel en Ethan Coen, de twee schrijvers (én regisseurs) van de anthologiefilm The Ballad of Buster Scruggs, die op het afgelopen festival van Venetië in première ging.
Dat laatste zinnetje van hen kán je in het verkeerde keelgat schieten (wat een grootspraak!) en dan zijn de films van de Coens waarschijnlijk niet aan je besteed. Of je moet er juist om gniffelen, en dan is de kans groot dat films als The Big Lebowski, No Country For Old Men en Inside Llewyn Davis tot je favorieten behoren. Want ironie en zelfspot zijn de hoekstenen van het oeuvre van de Coens.
Ironie en zelfspot zijn ook hun belangrijkste wapens tegen de pers. Daardoor zijn persconferenties of interviews met het tweetal vaak wel onderhoudend, maar zelden informatief. Serieuze vragen krijgen namelijk nooit een serieus antwoord.