Een jochie loopt samen met zijn vader een supermarkt binnen. Terwijl de vader de medewerkers afleidt, laadt het jochie zijn schooltas vol. De manier waarop de twee samenwerken, suggereert dat ze dit wel vaker gedaan hebben. Eenmaal buiten zien ze hoe een vijfjarig meisje door haar ouders buiten in de vrieskou wordt gezet, terwijl zij binnen ruzie maken. Vader en zoon hebben medelijden met het meisje en nemen haar mee naar huis. Wanneer moeder ziet dat het meisje blauwe plekken heeft, besluiten ze haar op te nemen in het gezin, dat verder bestaat uit oma en een jongere zus van moeder. Er is eigenlijk geen ruimte in hun huis, maar liefde is er genoeg. En kidnapping kan het niet zijn, weet vader, want ze hebben geen losgeld gevraagd.
Zo begint het prachtige, bitterzoete familiedrama Shoplifters van de Japanse regisseur Hirokazu Kore-eda. De film beleefde de wereldpremière afgelopen mei in Cannes, waar hij werd onderscheiden met de Gouden Palm, de prijs voor de beste film van het festival. Maar dat weten we nog niet als we op de dag van de première over de film praten.
Zoals in veel van uw eerdere films, waaronder Nobody Knows, Like Father, Like Son en After the Storm, spelen de kinderen weer volkomen naturel. Hoe krijgt u dat voor elkaar?
Kore-eda: ‘Vond je ze goed? Dankjewel. Ik geef de kinderen in mijn films geen script, maar vertel ze op de set wat ze moeten doen. Zo snappen ze beter waar het in een scène om draait. Niet ieder kind kan zo snel schakelen, daarom kies ik ze daar bij de audities op uit. Omdat ze op de set gekoppeld worden aan ervaren acteurs, zoals de vader en moeder, kunnen die mij helpen bij het opwekken van emoties bij de kinderen. Dat kost veel tijd, maar zo werk ik nu eenmaal graag.’