Samuel Maoz debuteerde in 2009 met Lebanon, over een Israëlische tankeenheid aan de vooravond van de inval in Libanon. Een claustrofobisch meesterwerk, dat zich in zijn geheel afspeelt in een legertank. Gebaseerd op eigen ervaringen van de regisseur, die als twintigjarige schutter was aan boord van precies zo’n tank.
Acht jaar moesten we wachten op Maoz’ tweede film, Foxtrot, die vorig jaar september op het filmfestival van Venetië in première ging. Het was het wachten waard, want Foxtrot is een fenomenale film geworden. Een absurdistisch drama over hedendaags Israël, verdeeld over drie hoofdstukken.
In hoofdstuk 1 zien we hoe Michael en Daphna Feldman te horen krijgen dat hun zoon Jonathan, soldaat in het Israëlische leger, is omgekomen ‘bij het uitoefenen van zijn plicht’. En welke verpletterende invloed die mededeling heeft. In hoofdstuk 2 keren we terug in de tijd en zien we Jonathan en zijn eenheid de verveling verdrijven bij een wegversperring. Maoz wisselt hier radicaal van toon. Was hoofdstuk 1 nog realistisch, de scènes in hoofdstuk 2 zijn van een surreële schoonheid. Zo doet een van de soldaten een prachtig dansje, met zijn geweer als partner, bij de slagboom van de wegversperring. Waarmee gelijk de naam van de film verklaard is. Wat er in hoofdstuk 3 gebeurt verklappen we niet.
Is ook Foxtrot, net als Lebanon, gebaseerd op persoonlijke ervaringen?
Maoz: ‘Het idee om deze film te maken kwam voort uit iets dat mij zelf ooit is overkomen. Toen mijn oudste dochter nog naar school ging, stond ze steevast te laat op. Om te zorgen dat ze dan toch op tijd op school kwam, mocht ze met de taxi. Maar dat begon in de papieren te lopen, dus toen ze op een dag weer te laat was opgestaan, bromde ik: “Ga nou maar met de bus, net als iedereen. Dan kom je maar te laat op school!” De bus die ze moest hebben was lijn 5. Zo’n twintig minuten nadat ze vertrokken was, hoorde ik op de radio dat een terrorist zich had opgeblazen in een bus van lijn 5 en dat er tientallen doden waren. Ik probeerde mijn dochter natuurlijk meteen te bellen, maar de lijnen waren overbelast en ik kwam er niet doorheen. Pas na een uur kwam ze thuis en ze vertelde dat bus 5 net voor haar neus was weggereden en dat ze een bus later had genomen. Van het uur dat ik niet wist wat haar was overkomen, kan ik me zo goed als niets herinneren, alleen dat het erger was dan alles wat ik in de oorlog in Libanon heb meegemaakt. Want het voelde alsof ik mijn eigen dochter de dood had ingestuurd.’