Als we een minuut of vijf in gesprek zijn, geeft de Nederlandse fotograaf Chas Gerretsen me zijn visitekaartje. Met daarop een foto van Marlon Brando in de jungle. Door Gerretsen zelf gemaakt op de set van Apocalypse Now (waarover straks veel meer). Er staat ook wat tekst op. Of ik die tekst even hardop wil voorlezen. ‘Een mens is niet de som van zijn ervaringen, hij is de som van wat hij heeft geleerd en onthouden van zijn ervaringen.’
Ervaringen zijn belangrijk voor de in 1943 als Charles Arthur Gerretsen geboren Groninger, die al op zestienjarige leeftijd het ouderlijk huis verlaat. Na een korte periode op zee (‘Ik werd in de haven al zeeziek’) vertrekt hij naar Australië, waar hij onder meer op krokodillen jaagt. Daarna gaat hij naar de Verenigde Staten, waar hij cowboy wordt en zijn bijnaam Chas krijgt (spreek uit als ‘tjez’). Vervolgens is hij nog even beroepsmilitair in Midden-Amerika, waarna hij eind jaren zestig voor Zuidoost-Azië kiest. Daar zal hij als freelancefotograaf de Vietnamoorlog vastleggen.
Op de set van Francis Ford Coppola’s filmklassieker Apocalypse Now liep ook een Nederlander rond: fotograaf Chas Gerretsen.
Zijn foto’s vallen op bij het Franse fotoagentschap Gamma, dat hem inlijft en in 1973 naar Chili stuurt, waar hij zijn beroemdste foto zal maken: van generaal Pinochet. Zittend in een kathedraal, omringd door militairen, met zijn armen over elkaar en zijn mondhoeken naar beneden. Het vleesgeworden kwaad. De foto zal Gerretsen de prestigieuze Robert Capa Award opleveren.
In 1975 vertrekt hij naar Hollywood, waar hij veel portretfoto’s maakt en op de set van onder meer Apocalypse Now en Romancing the Stone belandt. En dan stopt hij in 1989 pardoes met fotograferen. Hij koopt een zeilboot en vaart sindsdien met zijn boot door het Caribisch gebied.
Wanneer ik hem spreek, is Gerretsen even in Nederland, bij zijn zus in Bussum. De tekst op het visitekaartje is in het Engels, de taal waarin we ook het grootste deel van ons gesprek voeren. Alleen wanneer hij zich opwindt over de domheid en hypocrisie van anderen, wat nogal eens gebeurt tijdens ons drie uur durende gesprek, valt hij terug op Nederlands.
Als kind zat u bijkans vaker in de bioscoop dan op school. Waarom was dat?
Gerretsen: ‘Ik ging twee, drie keer per week naar De Beurs in Groningen. Een beetje een achenebbisj bioscoop waar vrijwel uitsluitend westerns en oorlogsfilms draaiden. Dat deed ik vooral om aan mijn eigen leventje te ontsnappen. Ik was namelijk geen makkelijk kind. Ik stelde vragen. En daar houden leraren niet van. Helemaal niet bij iemand van een jaar of tien. En als je geen antwoorden krijgt op je vragen word je opstandig. Dan ga je dingen doen om je leraren te irriteren. Die kregen een hekel aan me en zeiden, om me van school te krijgen, dat ik autistisch was. Mijn vader geloofde ze niet, maar nam me toch mee naar een psycholoog.
Die onderzocht me en concludeerde: “Dit kind is normaal.” En dus moest ik weer terug naar school. Nu moet je weten dat ik jarig ben op 22 juli en de scholen toen stopten op 19 juli. Ik was dus nooit jarig tijdens het schooljaar, terwijl ik niets liever wilde dan erbij horen. Dat ze voor me zongen en ik de klassen rond kon met snoep voor de kinderen en sigaretten voor de leraren. Op de laatste dag van het jaar mocht ik toch uitdelen op school. De juf haalde me naar voren en zei: “We vieren vandaag Arthurs verjaardag. Maar we gaan niet voor hem zingen, want het is niet zijn echte verjaardag.” Waarop ik in huilen uitbarstte en huilend de klassen ben rondgegaan. Normale straffen deden me niets, maar daar hadden ze me toch.’
U verlaat Nederland op uw zestiende, trekt de hele wereld over, vangt krokodillen in Australië, wordt cowboy in Amerika, oorlogsverslaggever in Vietnam. Waar was u naar op zoek?
‘Naar alles wat ik in de films had gezien. Ik wilde jager worden, cowboy, soldaat. Ik was helemaal gehersenspoeld door de films. Ik hoefde niet per se de held te zijn, maar wilde ervaren hoe het was. Ik ging naar Vietnam, net na het Tet-offensief. Eerst wilden ze me niet binnenlaten, maar toen ik een dag later weer voor de poort stond lieten ze me wel binnen. Ik had toen nog iets van 75 dollarcent op zak, dus het was ook hoog tijd dat ik wat ging verdienen. Ik liep een kantoor binnen waarboven de Amerikaanse vlag wapperde en een halfuur later zat ik in een helikopter naast iemand met een M16 die toestemming had om op alles te schieten wat bewoog. Eerst was ik nog een schooier op straat, een uur later vloog ik door de lucht en was ik oorlogsverslaggever.’
En, was de oorlog wat u ervan verwacht had?
‘Vietnam was complete waanzin. Een fantastische ervaring dus, want slechte ervaringen bestaan niet. Van elke ervaring leer je. Een voorbeeld. Ik zit in een helikopter die ergens naartoe gaat waar ik niet bij mag zijn. Dus word ik gedumpt in een of ander kamp in Korea, waar ik zie hoe twee gasten worden gemarteld. Er loopt iemand op me af die zegt dat ik het niet overleef als ik daar foto’s van neem. Dus ik draai me om en loop weg. Vertel mij maar, is dat een goede of een slechte ervaring? Goed, natuurlijk, want ik leer op dat moment veel over mezelf. Namelijk dat ik niet dood wil.’
Via Chili en de beroemde foto van Pinochet komt u uiteindelijk in Hollywood terecht. Waarom uitgerekend Hollywood?
‘Op advies van een collega van Gamma. Toen ik hem vertelde dat ik me verveelde en op zoek was naar een nieuwe uitdaging, zei hij: “Waarom ga je niet naar Hollywood en kijk of ze daar een oorlog voor je hebben.” Ik dacht: waarom eigenlijk niet? – en vertrok naar Hollywood.’
En daar komt u opnieuw in de Vietnamoorlog terecht, in de film Apocalypse Now van Francis Ford Coppola…
‘Coppola wilde op de set van zijn oorlogsfilm een echte oorlogsfotograaf. Dankzij mijn Robert Capa Award genoot ik enige bekendheid in Hollywood en zo was hij bij mij terechtgekomen. En ik zei meteen ja.’
Vervolgens loopt u vijf maanden rond op de set van Apocalypse Now op de Filippijnen. Hoe was dat?
‘Net zulke waanzin en chaos als in een echte oorlog. Ik weet nog dat Coppola wilde dat er tijdens een scène overal afgehakte ledematen lagen. Die werden vervolgens gehaald. Uit een mortuarium! Ineens lag de set vol echte menselijke resten. Die pas werden weggehaald nadat er overal ratten opdoken en mensen begonnen te klagen over de enorme stank.’
U schijnt ook het personage van Dennis Hopper nog beïnvloed te hebben.
‘In de film speelt Hopper een oorlogsfotograaf. Omdat ik hem had gezegd dat wij nooit maar één camera omhebben, maar minstens vier of vijf, wilde hij mijn camera’s hebben. Die verkocht ik hem natuurlijk graag. Ik weet trouwens niet of Hoppers personage in het script ook volledig was doorgedraaid, maar Hopper was echt gek destijds. Aardig, maar compleet gestoord. En elke dag stoned en/of dronken. Ik herinner me dat hij tijdens een scène begint te raaskallen, dat de lucht zwart is en de wereld blauw, of zoiets. Hij weet op dat moment ook wel dat hij onzin uitkraamt en wordt kwaad op zichzelf en probeert een van zijn camera’s af te doen. Maar hij heeft er zo veel om zijn nek dat ie zichzelf bijna wurgt. Waarna hij boos wegloopt, struikelt en kopje onder gaat in een poel met water. Coppola had alles gefilmd en die avond keken we de dagelijkse opnamen terug. Die zogenoemde dailies kijk je altijd zonder geluid en Hoppers gestuntel leek wel een slapstickfilmpje. De tranen rolden ons over de wangen van het lachen. Hoewel ik bij Coppola niet zeker weet of het tranen van plezier waren of van wanhoop.’
En hoe was het om met Marlon Brando te werken?
‘Werken met Brando leek op werken in Vietnam. Wanneer ik mensen over Vietnam vertelde, zei iedereen altijd dat ik niet wist waar ik het over had. Ze hadden de oorlog immers op televisie gezien en wisten precies hoe het daar was. Zo was het ook met Brando. Wat ik ook over hem vertelde, ik snapte er niets van, want mensen hadden over Brando in de bladen gelezen en kenden hem veel beter dan ik. Ze geloofden niet eens dat ik hem echt ontmoet had.’
Hoe was Brando dan in het echt?
‘Een eikel. Coppola en Brando konden helemaal niet met elkaar overweg. En je moet niet vergeten dat Brando voor The Godfather [ook geregisseerd door Coppola, red.] een vergeten filmster was. Niemand wilde nog met hem werken. Dus hij heeft de kickstart van zijn carrière volledig te danken aan The Godfather, en daarmee dus aan Coppola. Daar was op de set van Apocalypse Now niets van te merken. Brando was het altijd oneens met de dialogen in het script. Vervolgens trok hij zich dan met slappe excuusjes terug in zijn kamer. Dan had hij pijn aan zijn grote teen of zoiets. En een dag later was het pijn in zijn hoofd. Terwijl er elke dag een paar honderd man op hem zaten te wachten, à 50.000 dollar per dag.’
Historisch is de zenuwinzinking van hoofdrolspeler Martin Sheen...
‘Daar was ik bij. Dat is geen acteren in die slaapkamer, Sheen draaide echt helemaal door. Hij sloeg een spiegel kapot, bloedde, liep daar in zijn nakie rond, al pissend en masturberend... Je neemt dit niet op, toch?’
Hoezo? Dat is toch algemeen bekend?
‘Dat laatste niet. Er was op dat moment maar een man of vier in zijn kamer. Onder wie ik.’
Wat voelt u op dat moment? Medelijden?
‘Nee. Waarom zou ik?’
Hij was volledig de weg kwijt!
‘Nou en. Ik weet nog dat ik bij een film met Burt Reynolds eens als een gek over modderweggetjes reed om iets ergens op tijd te bezorgen. Dat gejakker had mijn dood kunnen betekenen. Was dat de schuld van de regisseur die dat aan mij gevraagd had? Natuurlijk niet, het was mijn eigen schuld. Ik reed te hard. Het was mijn eigen keuze. Net zoals het de keuze van Sheen was om zich door Coppola te laten manipuleren. Sheen was zo goed als onbekend destijds. Hij deed vooral televisie en religieuze films. Dankzij Apocalypse Now werd hij een superster.’
Na Apocalypse Now heeft u nog tot 1989 in Hollywood gewerkt. Wat deed u zoal?
‘Ik maakte portretten en was als special photographer aanwezig op de set van een handvol andere grote films. Onder meer Romancing the Stone en een paar films met Burt Reynolds. Werken aan een succesvolle film betekent in Hollywood dat je de komende vijf jaar werk hebt. Daarna wordt het stil.’
U stopte in 1989 helemaal met fotograferen. Waarom?
‘Ik heb mezelf fotograferen geleerd en mezelf ontwikkeld als fotograaf. Maar wanneer ik iets onder de knie heb, begint het me vaak te vervelen. Fotografie bood geen verrassingen meer.’
Dus kocht u in 1989 een zeilboot en begon te zeilen. En dat doet u nog steeds. Om van alles en iedereen weg te zijn?
‘Juist niet. Ik haat zeilen. Echt. Ik zeil om ergens aan te kunnen leggen. Al die tijd op zee is oersaai. Veel mensen snappen niet hoe saai zeilen eigenlijk is. Die varen elk jaar een week of twee en vinden dat dan reuze spannend. Ik vind het spannend om telkens bij nieuwe plaatsen aan te leggen. En daar nieuwe mensen te ontmoeten en nieuwe ervaringen op te doen.’