Naar verluidt stormde John Wayne na een screening van de Vincent van Gogh-biopic Lust for Life (1956) af op hoofdrolspelers Kirk Douglas en beet hem toe: 'We moeten stoere personages spelen, niet van die slappe mietjes!
Zeer benieuwd wat all American hero Wayne van Willem Dafoes vertolking van Van Gogh zou hebben gevonden. Dafoe speelt de schilder in Julian Schnabels At Eternity’s Gate namelijk als een twijfelaar, overweldigd en verrukt door de wereld om hem heen, maar tegelijkertijd teleurgesteld in zijn medemensen, die de wereld niet zo kunnen zien als hij. Een beetje als Jezus dus. In de ogen van Wayne ongetwijfeld ook een slap mietje.
Hoe dan ook, de jury op het festival van Venetië, waar At Eternity’s Gate vorig jaar in première ging, was wel onder de indruk van Dafoes vertolking, want hij werd uitgeroepen tot beste acteur tijdens het festival. Maar dat wisten regisseur Schnabel en Dafoe nog niet toen ik beiden (eerst Schnabel, daarna Dafoe) daar sprak.
U dacht alleen aan Willem Dafoe voor de rol van Van Gogh, maar hij is met zijn 63 jaar bijna twee keer zo oud als Vincent, die 37 was toen hij stierf. Waarom Dafoe?
Julian Schnabel: ‘Om te beginnen omdat Van Gogh er in de laatste maanden van zijn leven, wanneer onze film zich afspeelt, behoorlijk oud uitzag. En Willem er met zijn 63 jaar juist nog heel goed uitziet. Maar dat leeftijdsverschil is in de film helemaal geen issue volgens mij. Willem is de juiste man op de juiste plaats, want hij heeft dezelfde diepgang qua karakter en gevoelens, en is bovendien een heel fysieke acteur. Christopher Walken en Robert DeNiro waren 35 toen ze voor The Deer Hunter naar Vietnam gingen, terwijl de gemiddelde leeftijd voor de soldaten destijds negentien was. Willem was perfect en ik kan me nog steeds geen betere acteur in die rol voorstellen.’
Voor Julian Schnabels Van Gogh-film At Eternity’s Gate leerde hoofdrolspeler Willem Dafoe niet alleen schilderen, maar ook anders naar de wereld kijken.
Hiervoor had Willem nog niet echt geschilderd. U heeft hem vooraf veel laten oefenen. Waarom?
‘Als je Vincent wil spelen, moet je wel een penseel kunnen hanteren. Je ziet acteurs nooit schilderen in films. Toevallig schilder ik zelf ook [valse bescheidenheid, want Schnabel is bekender als schilder dan als regisseur, GB], dus voor mij was het belangrijk om dat te kunnen laten zien. Daarom ben ik samen met hem gaan schilderen. En is het niet fantastisch dat we nu kunnen zien hoe Van Gogh, wanneer hij in zijn eentje in die lege, koude kamer is en niets anders te doen heeft, een schilderij gaat maken? Om die armoe en ellende om te zetten in kunst.’
We zien dan dat Van Gogh zijn schoenen gaat schilderen, op een manier waarop ik dat bijvoorbeeld nooit zou doen. Is het niet moeilijk iets over kunst te zeggen, juist omdat het zo persoonlijk is?
‘Ik had iets vergelijkbaars met acteur Niels Arestrup, die een van de gekken speelt in het gesticht waar ook Van Gogh zat. Ik vroeg hem of hij een bepaald woord nog eens kon herhalen. Hij zei: “Nee, ik denk van niet. Want ik ben als een blad dat wordt meegenomen door de wind. En ik probeer telkens opnieuw om dat te vangen.” Toen begreep ik dat de hele film zo was. Dat je niet kunt uitleggen wat je doet, want die uitleg is een leugen. Wat je doet is echt. De rest is gelogen. Ik kan je dan ook niet goed uitleggen waarom we de film hebben gemaakt zoals we hem hebben gemaakt. Maar we hebben hem gemaakt en nu is hij er. Het is net alsof je naar de schilderijen van Van Gogh kijkt. Je kunt helemaal opgaan in een doek en met Van Gogh meegaan op zijn trip. Hopelijk zijn wij er met deze film in geslaagd iets vergelijkbaars te maken.’
Ik hoorde zojuist dat u samen met Julian Schnabel heeft geschilderd. Hoe was dat?
Willem Dafoe: ‘Er was een heel team schilders om al die Van Goghs die we in de film zien te maken. Die schilderijen zagen er vaak prima uit, maar dan kwam Julian binnen, keek even en zei: “Dit schilderij is dood.” Dan pakte hij een kwast, zette een paar streken en plotseling kwam het schilderij tot leven. Hij heeft me veel geleerd over schilderen. Bijvoorbeeld dat het geen kwestie van techniek is, maar een kwestie van kijken.’
Is die manier van kijken veranderd door de film?
‘Absoluut. Het eerste wat Julian me liet doen was een cipres schilderen, want het stikt van die bomen in Arles. Dus ik begon meteen met schilderen, want ik wilde die cipres maken. Hij keek het aan en zei: “Oké, je schildert nu een boom. Maar kijk eens hiernaar.” En hij wees naar een van de bomen. “Wat zie je daar?” Ik zag een donkere plek, waarop hij zei: “Nou, laat die dan ook aan ons zien op je schilderij.” Hij wilde dat ik eerst goed keek voordat ik begon te schilderen. Toen ben ik inderdaad heel anders gaan kijken. Als ik nu naar jouw baard kijk, zie ik niet alleen zwart en grijs, wat ik vroeger zou hebben gezien, maar ook geel. Snap je? Ik neem er nu de tijd voor. Deze film was voor mij dan ook niet alleen een nieuwe manier van kijken, maar ook een nieuwe manier van denken.’