Dag Hammarskjöld, wie was dat ook alweer? Geen schande als u het antwoord niet direct paraat heeft. De Deense regisseur Mads Brügger (1972) wist het ook nog maar half voordat hij besloot een documentaire aan deze Zweed te wijden, zo bekent hij in een telefonisch interview. ‘Ik wist dat Hammarskjöld in de jaren vijftig secretaris-generaal van de Verenigde Naties was, en dat hij omkwam bij een vliegtuigongeluk in Centraal-Afrika. Ik herinnerde me ook nog wel dat zijn dood omstreden was, maar had me daar verder nooit in verdiept.’
Dat veranderde in 2011, toen Brügger in The Guardian een artikel las van de Zweedse privédetective Göran Björkdahl, die een nieuw onderzoek was gestart naar Hammarskjölds geheimzinnige dood in 1961. Brügger constateerde dat de zaak alle kenmerken had van een spannende spionagethriller. De idealistische Hammarskjöld had als VN-baas veel machtige vijanden gemaakt door zich in te zetten voor Afrikaanse onafhankelijkheid. Na zijn ongeluk werd al snel gefluisterd dat hij zou zijn vermoord – mogelijk door de Britten, de Belgen of de CIA. Het Guardian-artikel van detective Björkdahl wees ook in die richting.
‘Ik dacht meteen: hier zit een geweldige documentaire in,’ vertelt Brügger. ‘Maar als journalist was ik ook sceptisch. Ik wilde eerst controleren of die Björkdahl geen halfgare complotdenker was. Toen ik hem eenmaal had ontmoet, was ik meteen gerustgesteld: Göran bleek een heel nuchtere, bescheiden, kritische onderzoeker te zijn. Ik besloot op goed geluk met hem mee te gaan naar Afrika, in de hoop dat het onderzoek een boeiende, spannende film zou opleveren.’
In de spraakmakende documentaire Cold Case Hammarskjöld stuit regisseur Mads Brügger in Afrika op een onthutsend internationaal complot. Maar hoe betrouwbaar is het verhaal?
Hoe stelde u zich die film zou voor?
‘Ik hoopte dat Görans speurwerk snel tot een doorbraak zou leiden. Dat leek me best reëel, want er waren op dat moment meer partijen die de zaak heronderzochten, dus er kwam steeds nieuwe informatie boven. Maar ik heb me flink verkeken op de complexiteit van de hele zaak. We hebben niet voor niets zeven jaar aan de film gewerkt – dan leidde het onderzoek weer naar Rusland, dan weer naar Roemenië. Veel van die lijnen hebben het eindresultaat niet eens gehaald. Met elke nieuwe wending werd ik nerveuzer: hoe zou ik hier ooit een coherent geheel van kunnen maken?’
Toch is het gelukt. U bedacht een ludieke vertelvorm: gekleed als een ouderwetse kolonist dicteert u uw bevindingen aan twee Afrikaanse secretaresses. Dat geeft de film een licht absurde toon, net als uw eerdere documentaires The Red Chapel (2009) en The Ambassador (2011).
‘Ja, ik dacht: als het onderzoek nou helemaal nergens toe leidt, kan ik de boel
misschien nog redden door te doen wat ik altijd doe: ironie gebruiken, typetjes
opvoeren, entertainment bieden…’
Kuifje in Afrika spelen.
‘Precies. En ik wilde hoe dan ook geen ellenlange voice-overs gebruiken, de film moest speels en visueel interessant blijven. De secretaresses zijn eigenlijk een soort stand-ins voor het publiek. Ze geven commentaar en stellen vragen als er iets niet duidelijk is.’
Het beeld van een witte kolonist met twee zwarte, vrouwelijke onderdanen heeft wel een ongemakkelijke bijsmaak.
‘Natuurlijk, daar speel ik bewust mee. De hele film gaat over interraciale verhoudingen, dat wilde ik op deze manier visualiseren. De relatie tussen mij en de secretaresses zie je langzaam veranderen. Aanvankelijk ben ik heel zelfverzekerd tegen ze aan het mansplainen, maar gaandeweg raak ik steeds meer de controle kwijt over het verhaal. Intussen worden de vrouwen steeds mondiger, tot de rollen ten slotte min of meer zijn omgedraaid.’
Uw angst dat het onderzoek nergens toe zou leiden blijkt onterecht. Halverwege de film doen jullie een schokkende ontdekking. Zonder alles te verklappen: de moord wordt herleid tot een geheime internationale organisatie die nog veel meer gruwelijke plannen zou hebben gesmeed. U deelde deze vondst met The New York Times, maar de krant plaatste er een sceptisch artikel over. Was dat een grote teleurstelling?
‘Dat valt wel mee. De journalisten van The Times zijn nu eenmaal superkritisch en ik begrijp best dat ze de getuigen die wij in de film opvoeren niet zomaar klakkeloos geloven. Ik wil ook benadrukken dat ik niet persoonlijk garant sta voor alle beweringen die in de film worden gedaan. Het is aan jou als kijker om te beslissen wat je wel en niet van het verhaal gelooft. Ik presenteer alleen maar wat wij hebben gevonden. Wel hoop ik van harte dat de internationale pers, en vooral de internationale autoriteiten, de beweringen in de film grondig zullen onderzoeken. Want dat er zeer sinistere zaken hebben plaatsgevonden, staat voor mij wel buiten kijf.’
Werkt uw satirische aanpak misschien ook geen scepsis in de hand? Er zijn recensenten die vermoeden dat delen van uw eerdere films in scène zijn gezet.
‘Ik vind dat echt vervelend, want ik hecht veel waarde aan mijn integriteit als journalist. Jawel, soms speel ik een rol om te provoceren, en in The Ambassador voer ik ook een fictieve secretaresse op, maar verder is alles wat je ziet – elke ontmoeting, elk gesprek – authentiek. In Cold Case Hammarskjöld stel ik me zo transparant mogelijk op: ik benoem mijn onzekerheid over de film, en mijn verwarring over het steeds idiotere verhaal. Daar is niks van gespeeld: soms had ik het gevoel dat ik in een Harry Potter-boek was beland.’